CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Ik heet Femke en ik ben acht jaar oud.
Ik ben heel lief… maar soms een beetje stout.
Met mijn beste vriendin Nina ga ik altijd buitenspelen.
We zoeken altijd het avontuur op, anders gaan we ons vervelen.
Ik moet van mama altijd voor het donker binnen zijn.
Want als het donker is en ik ben nog buiten, dan vindt mama dat niet fijn.
Ik probeer mama altijd netjes te gehoorzamen.
Maar wat kan mij gebeuren? Ik ben toch met Nina samen!

Ik ben eens een keertje te laat thuis geweest.
Ik had toen wel voor de reactie van mama gevreesd.
Maar ze zei alleen dat ik het nooit meer mocht doen!
Ze stuurde mij naar mijn kamer en gaf mij een nachtzoen.
Gelukkig heeft mama niks aan papa verteld.
Ik weet niet wat papa zou hebben gedaan als mama dat had gemeld.

Dan had ik vast een preek gekregen.
En daar kan ik dus echt niet tegen.
Er is een reden dat ik soms wat langer buiten ben.
Het gaat om een huis, aan het eind van deze straat die ik ken.
In dat huis schijnt een monster te wonen!
En in de nacht geeft hij alle kinderen enge dromen.
Dus ik hou met Nina dat huis in de gaten.
Ik wacht dan op het monster, om te zeggen dat hij dat moet laten.

Maar als je een knuffel hebt in je bed…
Dan ben je altijd van de enge dromen gered.
De knuffel zal over je waken.
En niemand kan jou dan nog iets maken.
Maar toch ga ik met Nina morgen weer langs dat huis.
Er klopt daar gewoon iets niet, het voelt niet pluis.
Ik ga nu maar lekker slapen.
Want ik begin alweer flink te gapen.

De volgende morgen sta ik vroeg op.
Ik ben weer helemaal fris en fruitig en voel mij top.
Ik zit met mama en papa te ontbijten aan tafel.
Omdat het weekend is, krijg ik slagroom met aardbeien en een wafel.
Ow wat is dat lekker smullen zeg!
Ik eet het heel vlug op want dan kan ik met Nina weg.
Ik zeg tegen mijn ouders heel lief gedag.
Mama en papa schenken mij beide een brede lach.

Ik pak mijn fiets en ik rij naar Nina toe.
Nina komt naar buiten en kon ook wegkomen zonder gedoe.
Nina en ik gaan naar het huis aan het einde van de straat.
Het huis waar door zoveel andere kinderen over wordt gepraat.
Het huis is voor een groot deel bedekt met onkruid.
Met een groot ijzeren hek eromheen, dat altijd rammelt zo luid.

Kom, we zetten onze fietsen tegen het hek.
Dat maakt vast niet uit, er is toch genoeg plek.
De oudere kinderen komen bij ons staan.
Ze beginnen ons te plagen,
Maar Nina en ik laten ons niet zomaar wegjagen.
De pestkoppen moeten maar ophouden met uitdagen.

Nina schrikt in een keer!
Ik kijk naar het huis en ik zie een meneer!
De meneer ziet ons staan en komt naar ons toe lopen.
Wat als dit nou het monster is? Ow laten we het niet hopen.
Goeiendag dames, wat kan ik voor jullie doen?
Nina en ik keken vol verbazing, is dit een monster met fatsoen?

Ik vroeg aan de meneer of hij woonde in dat enge huis?
Hij zei: maar natuurlijk meid, dit is mijn thuis!
Wat hebben Nina en ik ons vergist.
De oudere kinderen hebben dit verzonnen, het was een list.
We kijken nu wel uit met onze avonturen.
We gaan nu maar vlug naar huis, om te spelen binnen vier muren.

Reageer!