Er wonen veel dieren in de jungle.
De jungle is mooi en de jungle is groen.
Maar de jungle is ook gevaarlijk.
In de jungle woont een klein aapje.
Het aapje klimt in de boom want dan kan hij alles goed zien.
Maar wat ziet hij daar?
Een lange tong, twee scherpe tanden en een lang lijf.
Pas op aapje, gevaar in de jungle!
In de boom is een lange paarse slang, hij kan je bijten.
Aapje klimt snel uit de boom en rent door het gras.
Maar wat ziet hij tussen de bladeren?
Een glibberig blauw lijf en twee ogen die naar hem kijken.
Pas op aapje, gevaar in de jungle!
Het is een giftige blauwe kikker.
Hij kan op je spugen.
Aapje rent snel naar de rivier en slingert boven het water.
Want aapjes kunnen heel goed slingeren.
Maar wat ziet hij daar?
Twee ogen in het water en scherpe tanden.
Pas op aapje, gevaar in de jungle!
Daar is een krokodil, hij kan je opeten.
Aapje slingert snel over het water, terug naar het gras.
Maar wat ziet hij daar?
Er is een groot web.
Pas op aapje, gevaar in de jungle!
Het web is van de giftige vogelspin.
Hij kan je bijten.
Aapje rent weg.
Hij is helemaal alleen en hij is bang.
Maar daar is gelukkig mama aap.
Kleine aap klimt op de rug van mama aap.
“Weg lange paarse slang,” zegt mama aap.
“Weg giftige kikker en weg krokodil.
En weg grote vogelspin!”
Mama aap heeft alle enge dieren weggejaagd.
Nu is kleine aap niet meer bang.
Grote knuffel voor mama aap!