De schoolbel gaat en Manon mag eindelijk naar huis. Enthousiast trekt ze haar jas aan en gaat klaar staan op het schoolplein. Mama zal haar zo meteen wel komen ophalen. Ze vindt het niet erg om te wachten, want de moeder van Bas komt hem altijd samen met de hond ophalen. De hond kwispelt vrolijk als hij haar ziet. Manon gaat op haar hurken zitten en begint de hond grondig te knuffelen. Ze aait hem helemaal vanaf zijn neus tot aan het einde van zijn rug, waar zijn staart begint. Manon vindt het heel fijn om dieren te knuffelen. Als ze vindt dat de hond goed genoeg geknuffeld is, ziet ze dat mama er al is. Tevreden loopt Manon naar mama. Ze wordt voorzichtig achterop de fiets in het kinderzitje getild.
Manon vindt het fijn achterop de fiets. Ze kan rondkijken en fantaseren over alle avonturen die ze nog zal beleven. Er is zelfs een stuk waar ze even door het bos fietsen. Manon kijkt haar ogen uit. Ze strekt haar armen en snuift de boslucht op. Dan. Ineens. Boem. Manon schrikt zich helemaal suf. Ze weet niet wat er aan de hand is, maar ze ziet wel mama wegfietsen in de verte. Ze is met zitje en al van de fiets gevallen en nu zit ze hier. Alleen op het fietspad. Ze had eigenlijk naar mama willen roepen, maar het ging allemaal zo snel.
Gelukkig weet Manon zelf al hoe ze uit het kinderzitje moet komen en dat doet ze dan ook razendsnel. Ze geeft zichzelf tevreden een schouderklopje. Nu hoeft ze alleen nog maar te wachten. Zodra mama thuis is, zal ze ontdekken dat ze Manon verloren heeft en dan komt ze haar zoeken. Het is mooi weer en Manon maakt het zichzelf gemakkelijk in het gras naast het fietspad. Al snel begint ze weer te fantaseren over alle avonturen die ze nog zal beleven.
Maar dan. Ineens. Geritsel. Manon staart naar de struik waar het geluid vandaan komt. Zou dat een konijntje zijn geweest? Manon wordt heel blij. Het wachten zou veel fijner worden met een zacht konijntje op schoot. Nu wil ze het konijntje heel graag knuffelen. Ze staat nog even te twijfelen, want als ze het bos in gaat, vindt mama haar misschien niet meer. Dan zet ze het zitje duidelijk zichtbaar midden op het fietspad en gaat ze snel opzoek naar het konijntje om te knuffelen.
Manon is nu al een paar meter het bos in, maar ze kan het konijntje niet meer vinden. Ze probeert heel stil te blijven staan, maar ze hoort niets meer. Ze vindt het eigenlijk wel heel erg spannend en gaat toch nog verder het bos in. Dan hoort ze het geritsel weer. Heel zachtjes, maar wel duidelijk. Het komt van links. Manon gaat direct op pad. Het geritsel wordt steeds luider. Het lijkt nu wel heel onwaarschijnlijk dat het een klein konijntje is, maar dit is absoluut niet het moment om te twijfelen. Ze moet nog tussen twee struiken doorkruipen, dan kan ze zeker zien wat het is.
Manon probeert rustig te blijven. Het is vast anders dan het lijkt. Papa zegt heel vaak dat ze te veel fantasie heeft, dat zou nu ook wel zo zijn. Manon is door de struiken gekropen en staat nu naast een draak. Ze durft zich niet meer te bewegen, maar ze weet zeker dat ze het goed gezien heeft. De draak is heel erg groot en heeft dikke groene schubben. Manon weet niet zeker of ze vleugels gezien heeft, maar de draak heeft wel een heel grote, zware staart. Manon had zich dit heel anders voorgesteld. Ze heeft spijt dat ze het bos ingegaan is. Dan. Ineens. Komt de kop van de draak op haar af. Manon wordt ontzettend bang, maar dwingt zichzelf doodstil te blijven staan. Dan. Ineens. Hap. De draak begint van de struiken achter Manon te eten.
Manon kan wel huilen van opluchting. De draak eet helemaal geen kleine meisjes, de draak eet blaadjes. En dan wordt Manon natuurlijk toch wel weer nieuwsgierig. Ze wil nog steeds heel erg graag iets knuffelen en zo’n grote draak kun je natuurlijk heel erg lang knuffelen. Ze steekt haar hand uit en de draak snuffelt eraan. Er gebeurt niets. Manon besluit over de hals van de draak te aaien. Dat voelt raar aan. De schubben zijn hard en koud. Helemaal niet zoals de vacht van een konijntje. Toch vindt Manon het fijn om de draak te knuffelen en voorzichtig aait ze verder.
Terwijl Manon de draak zo staat te knuffelen, hoort ze het geluid waar ze al lang op wacht: “Manon, Manon, waar ben je? Ben je in het bos?” Opgelucht wil Manon terugroepen, maar ze is bang dat de draak daarvan schrikt. Snel loopt ze terug naar het fietspad. Daar staat de fiets van mama naast het zitje. “Mama, ik ben hier! Ik ben bij de fiets!”
Mama is dolblij dat ze Manon weer teruggevonden heeft en moet er zelfs van huilen. “Ik was heel erg bezorgd, kleintje. Hoe kan het nou dat ik niets gemerkt heb. Heb je ergens pijn, kleintje?” Manon heeft nergens pijn. Ze wil mama alleen maar over de draak vertellen.
De volgende dag moet Manon opnieuw naar school. Papa heeft het fietszitje gemaakt en nu zou het veilig moeten zijn. Als ze terug naar huis fietsen, stopt mama bij de plek in het bos. Samen kruipen ze door de struiken op zoek naar de draak. Mama was heel nieuwsgierig naar de draak. Ze heeft een tas met fruit, groenten en brood bij en wil nu kijken of de draak misschien honger heeft. Gelukkig hebben ze de draak snel gevonden. Mama legt het eten voorzichtig op de grond. De draak eet wel van de appels, het brood en de komkommer, maar niet van de druiven en de tomaten. Manon vindt dat heel bijzonder, omdat ze zelf ook geen tomaten lust.
‘s Avonds vertellen ze alles in geuren en kleuren aan papa. Hij vindt het een heel mooi verhaal, maar is wel bezorgd over de draak. Als iemand anders hem vindt, wordt hij misschien wel in een heel klein kooitje in een dierentuin gestopt. Manon vindt dat ook heel oneerlijk voor de draak. Hij is zo lief en je kunt hem zo fijn knuffelen. Hij verdient alleen het allerbeste. Daarom besluiten ze om vanaf dan de draak maar gewoon met rust te laten, zodat hij niet aan mensen went. Manon let natuurlijk wel elke keer heel goed op als ze weer samen met mama door het bos fietst. Ze hoopt dat het goed gaat met de draak, die ze zo fijn heeft geknuffeld.