Gisteren ontdekte prinses Kokiko een vlinder-vriendin. Ze gaf ze de naam Falderie en schilderde haar vleugels. Daarna kwamen nog veel andere vlinders een naam en mooie kleuren halen…
Prinses Kokiko doet het raam open. De zon schijnt. Ze staat op haar tenen en kijkt naar buiten. Beneden spelen de kinderen in het dorp. De bomen dragen roze bloemen en overal vliegen de mooiste vlinders.
Kokiko trekt haar mooiste prinsessenkleren aan. Ze lijkt zelf wel een vlinder. Ze gaat op de stoel aan tafel zitten, maar er gebeurt niks.
Misschien heb ik alle vlinders die er zijn al beschilderd, denkt prinses Kokiko, wat jammer. Ik verveel me zo. Ze pakt een boek en gaat lezen. Nee, niet leuk. Ze doet het boek weer dicht. Wat moet ik nu doen? Ze doet de televisie aan en meteen weer uit. Bah! Nu ben ik alweer alleen. Dat vind ik stom.
Huh? Wat was dat? Snel kijkt ze naar het raam. “Ja! Hallo vlinder, kom binnen.”
Het is nog maar een kleine vlinder die in het raam blijft zitten.
“Leuk dat je langskomt vlinder,” zegt de prinses. “Ben je misschien verlegen?”
“Een beetje,” zegt het vlindertje zacht. “Niemand wil met mij spelen omdat ik zo saai ben.”
“Ja, dat zie ik, je vleugels zijn helemaal wit.” De prinses zucht. “Ik kan ook met niemand spelen. Dat is helemaal niet leuk. Zal ik je schilderen en een naam geven?”
De kleine vlinder moet lachen. “Ja, wil je dat doen?!” De vlinder schrikt. “O, neem me niet kwalijk, ik sprak een beetje hard.”
“Dat moet je ook doen, kleine vlinder, anders kan niemand je horen en dan denken ze dat je niet bestaat.” De prinses loopt naar de tafel. “Kom maar hier zitten. Wees maar niet bang.”
Prinses Kokiko doopt het natte penseel in de verf en schildert de vleugels oranje. De kleine vlinder houdt de ogen stijf dicht. Dan strooit de prinses er zilveren glitters overheen. De rand van de vleugels worden lichtblauw met gele spetters.
“Zo, vlinder, klaar. Kijk maar in de spiegel.”
“Nee, nee, geen tijd,” zegt de vlinder. “Dankjewel, prinses Kokiko.”
De vlinder vliegt het raam uit en gaat zijn vleugels aan de andere vlinders laten zien.
“Wacht!” roept de prinses met haar handen aan de mond. “Je moet nog een naam hebben.” Snel denkt de prinses na. “Je heet vanaf nu Beebiebloe!”
~~~
Lange tijd gebeurt er weer helemaal niks. Prinses Kokiko ligt zich op haar bed te vervelen. Ze pakt een hand vol snoep uit een zak en stopt haar mond vol.
Huh? Wat gebeurt er? Waarom wordt het opeens zo donker? Ze staat op en loopt naar het raam. In de verte ziet ze een grote donkere wolk aankomen. Hij komt mijn kant op, laat ik het raam maar dichtdoen… Maar nee, het is helemaal geen wolk, het zijn allemaal vlinders! Wat komen ze doen? Daar! Ik zie Falderie en… Doepediedoe.
“Hallo, Tsjiebieboem. Hoi, Sjakalaka,” roept de prinses uit het raam. “Hallo, Piepelepo… Hee, Beebiebloe, wat leuk!”
De vlinders vliegen allemaal bij Kokiko naar binnen. Ze zitten op haar arm en op haar schouder. Er zitten er ook in haar lange zwarte haren. “Wat zijn jullie aan het doen? Het kietelt,” lacht de prinses.
Falderie is op de neus van de prinses gaan zitten. “Is iedereen klaar?” roept ze. “Goed vasthouden en 1,2,3… Daar gaan we!”
Onderaan de kasteeltoren waar de prinses woont, staan alle kinderen omhoog te kijken. Zoiets moois hebben ze nog nooit gezien. Er komen ontelbare vlinders uit het raam van de prinses gevlogen. Ze hebben de prinses goed vast en vliegen met haar door de lucht. Voorzichtig vliegen ze naar beneden. De prinses lacht blij en zwaait naar de kinderen. “Hallooo…” roept ze. “Ik kom met jullie spelen. Is dat goed?”
Langzaam laten de vlinders de prinses naar beneden zakken tot ze haar op het kerkplein neerzetten. De kinderen rennen allemaal naar haar toe en komen om haar heen staan.
“Welkom edelachtbare hoge koninklijke majesteitelijke prinses Kokiko. Wat leuk dat u met ons komt spelen,” zegt een van de meisjes terwijl ze een diepe buiging maakt.
De prinses kijkt het meisje verbaasd aan. “Wat zeg je allemaal? Ik heet gewoon Kokiko, meer niet.” Ze loopt naar het meisje toe en geeft haar een hand. Het meisje krijgt er een kleur van. “En hoe heet jij?”
“Ik… Ik…” stottert het meisje verlegen.
“En? Hoe heet je?” vraagt de prinses nog eens vriendelijk. “Je lijkt vlindertje Beebiebloe wel.”
“Ik heet Mariko.”
Vlug tikt Kokiko bij Mariko op de schouder. “Tikkie! Jij bent hem,” roept de prinses. Snel rent ze weg.
Alle kinderen rennen lachend achter haar aan. Mariko is zo verrast dat ze nog even blijft staan. Dan rent ze ook achter iedereen aan en probeert iemand aan te tikken.