In deel 1 leren we Pippa kennen, de kip die wil kunnen vliegen.
Pippa graaft de hele dag tot alle kippen terugkomen om te gaan slapen. Ze is moe en valt snel in slaap.
De volgende dag, na het poetsen van haar snavel, krijgt ze van haar moeder een kommetje met maïs en een schaaltje met water. Na een paar hapjes gaat ze verder met het graven van de tunnel.
Ja! Eindelijk! denkt Pippa blij. Ik zie de blauwe lucht, de tunnel is klaar. Als ik nu ga slapen ben ik vanavond goed uitgerust om te gaan hardlopen.
Pippa droomt over vliegen hoog in de lucht en van spelen met de wind. Ze droomt over verre warme landen waar je ijsjes kan eten en limonade kan drinken. Daar vliegen alle vogels in de winter naartoe.
Er is weer een dag voorbij. Als de kippen slapen, kruipt Pippa voorzichtig door de tunnel naar buiten. Pfff, denkt Pippa, gelukkig, er is niemand wakker geworden. Meneer de Haan slaapt ook, ik hoor hem snurken, helemaal tot hier.
Met haar vleugels wijd buigt ze een paar keer door de knieën. Ze begint aan haar eerste rondje hardlopen. Nou, ik ben nu al moe, denkt ze hijgend en begint aan haar tweede rondje. Ik moet nog veel oefenen.
Na een week gaat het al wat sneller. Op een nacht let ze niet goed op en schrikt als ze meneer De Haan ziet staan.
“Wat ben je nu weer aan het doen, Pippa? Je maakt alle kippen wakker. Vooruit, het hok in en je komt er pas uit als ik het zeg.”
De volgende nacht gaat Pippa toch stiekem door de tunnel naar buiten. Haar moeder doet net alsof ze slaapt, maar ze ziet alles. Eigenlijk, denkt ze, zou ik ook wel willen vliegen, maar daar ben ik al te oud voor. Iedere avond kijkt ze stiekem door het raam naar buiten en ziet hoe Pippa haar rondjes alsmaar sneller rent.
“Als dat maar goed gaat,” zegt Klaartje Kip die naast de moeder van Pippa is komen zitten. “Ze eet veel te weinig, kijk toch eens hoe mager ze is.”
“Maak je maar geen zorgen, Klaartje,” zegt Pippa’s moeder. “Het komt allemaal goed. Pippa weet precies wat ze aan het doen is.”
“Toktoktoktok,” klinkt het achter Pippa’s moeder en Klaartje Kip. Alle kippen zijn wakker geworden.
“Wat is dat kind van jou toch aan het doen?” vraagt een van de kippen. “Ze loopt alleen maar rondjes en nog eens rondjes.”
“Wacht maar af, dat zullen jullie snel genoeg gaan zien,” zegt de moeder van Pippa trots.
Pippa rent zo hard dat ze een klein stukje van de grond komt. “Ik kan het! Ik kan het!” roept ze.
“Toktoktok, zagen jullie dat?” zegt de moeder van Pippa. “Ze kan al een beetje vliegen.”
“Maar… wat een onzin,” zegt een van de kippen. “Volgens meneer de Haan zijn wij helemaal geen vogels, dus kunnen we niet vliegen.”
De zon komt op. Meneer de Haan staat buiten en geeuwt. Hij loopt naar het kippenhok en roept: “Allemaal opstaan! Kukelekuuu!”
Pippa rekt zich eerst eens goed uit en fladdert met haar vleugels. Het is zo ver, denkt ze, vandaag ga ik vliegen. Ze gaat naar buiten en loopt helemaal naar achteren tot aan het hek. Alle kippen stoppen met eten.
“Toktoktoktooook – toktoktok!” roepen ze en maken een mooi recht pad voor Pippa. Het is opeens doodstil. De kippen kijken geschrokken naar rechts, daar staat Pippa, dan kijken ze naar links. In de verte bij het hek aan de andere kant staat meneer De Haan. Met zijn vleugels in zijn zij staat hij iedereen boos aan te kijken.
“Zet hem op Pippa!” roept haar moeder. De andere kippen beginnen ook te roepen. “Je kan het, Pippa!”
Pippa doet een paar sprongetjes en buigt door haar poten. Een poot zet ze achter zich neer en buigt voorover. Net als ze klaar is voor de start roept haar moeder: “Stop! Wacht!” Moeder houdt een rugzak omhoog. “Kijk eens, Pippa, ik heb er voor onderweg water en popcorn ingedaan.” Pippa doet de rugzak om en gaat weer klaar staan voor de start.
Ze rent harder en harder en nog harder. Meneer de Haan komt steeds dichterbij. Alle kippen houden hun vleugels voor hun ogen. Iedereen weet nog hoe ze de vorige keer bovenop meneer de Haan botste. Maar de kippen zijn ook nieuwsgierig, sommigen kijken stiekem tussen de vleugels door.
“Ga door, Pippa!” roept haar moeder. “Vlieg! Vlieg!”
Pippa rent zo hard dat ze al een kleine stukjes van de grond komt. Meneer De Haan komt gevaarlijk dichtbij, nog maar acht meter, nog zeven, zes, vijf, vier… Pippa doet haar vleugels wijd en beweegt ze vlug op en neer.
“Daar gaat ze! Daar gaat ze!” roepen alle kippen samen.
Ze vliegt over het hoofd van meneer De Haan en laat van schrik een poepje op zijn hoofd vallen. Pippa vliegt over het hek en gaat hoger en hoger. Met grote ogen kijken de kippen omhoog en klappen in hun vleugels.
“Jij bent een vreemde vogel,” zegt een duif die naast Pippa komt vliegen. “Jou heb ik nog nooit gezien.”
“Ik ben de eerste kip op de wereld die kan vliegen,” zegt ze trots.
“Zullen we straks ergens een ijsje gaan eten?” vraagt de duif.
Samen vliegen ze gezellig kletsend verder.