De deurbel klinkt.
“Joris,” roept moeder van boven. “Doe jij even open. Ik ben de was aan het ophangen.”
Voor de deur staat een man met een rode pet op en een grote tas voor zijn buik.
“Dag jongeman,” zegt hij. “Ik heb een brief voor jullie. Hij is zo groot dat hij niet door de brievenbus kan.” Hij geeft Joris een grote goudkleurige envelop.
“Dank u wel, meneer,” zegt Joris netjes.
“Wie was dat?” roept moeder van boven.
“Een gouden envelop,” antwoordt Joris.
“Een wat… ?”
“Een gouden envelop,” roept Joris onder aan de trap.
“Ik kom wel naar beneden,” roept moeder terug.
Joris geeft moeder de gouden envelop. Op de voorkant staat: voor de familie Verschuren, Kerkstraat 28, Burgerdam.
“Ja. Dat zijn wij,” zegt moeder.
“Wat zit er in moeder, maak gauw open, ik kan haast niet wachten,” zegt Joris.
Moeder maakt de envelop voorzichtig open.
“We hebben de hoofdprijs gewonnen,” zegt moeder. Ze zwaait met de brief die in de envelop zit en ze danst met Joris een rondje rond de tafel en Hondje rent blaffend mee.
“Wat is het, wat is het?” vraagt Joris.
“Oh,” zegt moeder en leest de brief nog een keer. “Dat is raar, dat staat er niet bij.”
“Wat verder nog?” vraagt Joris.
“Zondagmiddag moeten we om 2 uur in Hotel de Kroon zijn, dan wordt door de burgemeester bekendgemaakt welke prijs we hebben gewonnen.”
Joris klapt in zijn handen.
“Wat spannend,” zegt moeder. “Misschien hebben we wel een wereldreis gewonnen, dat heb ik altijd al zo graag gewild.”
“Ja,” zegt Joris. “Of een zak met knikkers, van die grote met allemaal verschillende kleuren.”
Moeder kijkt hem een beetje beteuterd aan en zegt: “Ja, dat kan natuurlijk ook.”
Ze kunnen haast niet wachten tot vader thuis komt om hem het grote nieuws te vertellen.
Tijdens het avondeten bedenken ze wat ze allemaal zouden willen winnen.
“Ik wil een nieuwe auto,” zegt vader.
“Ik wil een zeilboot om een wereldreis te maken,” zegt moeder.
“Ik wil, ik, ik, ik…” Joris kan het haast niet bedenken. “Ik wil een nieuwe step,” schreeuwt hij om het hardst.
“Misschien is het veel geld,” zegt vader. “Dan kunnen we zelf uitzoeken wat we graag willen. Dan kopen we een stoere auto en daar gaan we mee op wereldreis en voor Joris kopen we de mooiste step.”
Als Joris eindelijk in bed ligt, kan hij niet slapen. Hij moet steeds aan de prijs denken.
~~~
Zondagmiddag wandelen ze naar Hotel de Kroon. Vader in zijn trouwpak en moeder in haar gebloemde, zondagse jurk. Joris loopt naast zijn vader, met zijn kleine knuistje veilig in de grote hand van vader. Hondje loopt naast hem.
Het is druk in Hotel de Kroon, het lijkt wel of het hele dorp een prijs heeft gewonnen.
Meneer Hinkepink is er met zijn vrouw Liesbeth en freule Amalia is er met haar poedeltje, Tobias. Zelfs de houthakker is er, terwijl die eigenlijk niet in het dorp woont. Ze zitten met z’n allen in de feestelijk versierde grote zaal.
Stipt om twee uur komt de burgemeester binnen. Hij heeft zijn vrouw Liselore aan zijn arm en draagt zijn gouden ambtsketting die glinstert in het licht van de lampen.
De burgemeester kijkt strak voor zich uit, maar zijn vrouw knikt glimlachend links en rechts naar de mensen als ze over het middenpad van de zaal naar voren lopen.
“Beste mensen van Burgerdam,” begint de burgemeester. “Dit is een hele bijzondere dag voor ons dorp. Ik zal u niet langer in spanning houden.”
Hij kijkt triomfantelijk in het rond.
“Onze Koning heeft Burgerdam uitgekozen om volgend jaar zijn verjaardag te komen vieren.”
De burgemeester wacht even. Maar het blijft muisstil.
Dan staat meneer Hinkepink op, hij zit natuurlijk op de voorste rij en zegt: “Meneer de burgemeester, wat is nu de prijs?”
“Wel,” zegt de burgemeester, “de prijs is dat de koning bij ons op visite komt.”
Hij kijkt rond met een brede lach om zijn mond.
“We gaan ons dorp versieren en ik zal de koning ontvangen en rondleiden. Ik ben namelijk heel goed in deftige ontvangsten. Ik zal de koning aan de notabelen van het dorp voorstellen. De koning zal zien dat wij een bijzonder dorp zijn.”
“Wie zijn de notabelen, vader?” vraagt Joris.
“Dat zijn de belangrijke mensen, zoals de dokter, de bovenmeester, de freule en zo.”
“Ik wil liever een step,” fluistert Joris zijn vader in het oor.
De houthakker, die helemaal achter in de zaal zit, staat op en zegt: “Komt de koning ook in het bos?”
Voordat de burgemeester antwoord kan geven zegt meneer Hinkepink: “Wat is daar nu te zien? De koning zal vast wel mijn dure Engelse gazon willen zien en ik laat de oprijlaan door mijn tuinman extra netjes aanharken.”
De mensen praten nu allemaal door elkaar heen, iedereen wil wat zeggen. Er klinken ook boze stemmen. De burgemeester is gaan zitten en veegt het zweet van zijn voorhoofd. Hij had het allemaal zo mooi bedacht en was er zeker van dat iedereen blij zou zijn.
Freule Amalia staat op en loopt naar voren. “Het was niet zo aardig van u, meneer de burgemeester, om ons een prijs te beloven.”
“Ik bedoelde het goed,” zegt de burgemeester.
“Ik vind een deftige ontvangst een goed idee,” zegt de freule en glimlacht toegeeflijk. “U weet dat ik relaties met het hof van de koning heb. Dus het lijkt mij het beste als ik de leiding neem.”
“Dat is niets voor een vrouw,” roept meneer Hinkepink en loopt ook naar voren. “Daar heb je een man voor nodig, iemand zoals ik bijvoorbeeld.”
“U heeft vast geen idee van de manieren die bij een koninklijk bezoek horen,” roept de freule. Ze wordt langzaam rood.
“Kunnen jullie het dan niet samen doen?” vraagt de burgemeester.
Meneer Hinkepink en freule Amalia kijken elkaar verschrikt aan.
Oh-oh, hoe loopt dat af? Morgen gaat het verhaal verder!