In zomer en de lente als de bloemen bloeien, komen de bijen naar buiten.
De bijen gaan op zoek naar bloemen en halen nectar uit de bloemen.
Van de bloemen maken de bijen honing. De bijen maken honing in een bijenkorf.
De bijen werken erg hard voor de honing.
Opeens horen de bijen een hard gesnurk.
Wie snurkt daar zo hard, denken de bijen.
Het gesnurk komt uit de bijenkorf.
De luie bij is aan het slapen in de bijenkorf.
Hij vindt het niet leuk om te helpen en wil liever slapen.
De andere bijen vinden het niet leuk dat de luie bij niet wil helpen.
Vrienden helpen elkaar.
De luie bij is geen goede vriend.
Na een tijdje krijgt de luie bij honger.
Hij wil graag nectar van de bloemen.
Alle andere bijen zijn niet meer in de bijenkorf, dus gaat de luie bij alleen op pad.
Na een tijdje rondvliegen wordt het donker buiten.
De luie bij kan niet goed meer zien waar hij is en hij is verdwaald.
Hij is ook een beetje bang, want hij is helemaal alleen.
In de verte ziet de luie bij zijn vrienden aanvliegen.
Gelukkig, de luie bij is niet meer alleen.
Hij is zo blij dat zijn vrienden er zijn!
Zijn vrienden weten wel de weg en wijzen de weg naar de bijenkorf.
En nu vindt de luie bij het leuk om te helpen.
Hij is geen luie bij meer, maar een bezige bij.