Joris vond een paar zwarte herenschoenen bij de bushalte. Meneer Hinkepink beweerde dat die van hem waren, maar moeder sprak een toverspreuk over de schoenen uit om dat te controleren.
Even later horen ze meneer Hinkepink schreeuwen. Vlug gaan ze kijken…

Moeder slaat haar hand voor haar mond, zoiets heeft ze nog nooit gezien. Meneer Hinkepink zit helemaal onder honderden krioelende regenwormen. Uit de schoenen komen er steeds meer, ze glimmen en hebben een giftige paarse kleur. Het houdt niet op en allemaal kruipen ze op meneer Hinkepink. Over zijn benen, zijn dikke buik, zijn gouden horlogeketting, in de boord van zijn pas gestreken, witte overhemd. Ze kruipen zelfs al over zijn gezicht. Wanhopig slaat meneer Hinkepink de akelige wormen van zich af. Ze blijven maar komen.
“Sta daar niet zo te kijken,” roept hij. “Doe iets. Roep de politie of de brandweer of zoiets maar doe iets.”
Zijn laatste woorden zijn bijna niet meer te verstaan. Er zitten ook al wormen in zijn neus en eentje is in zijn mond gekropen. Meneer Hinkepink maait wanhopig met zijn armen om zich heen. De wormen vliegen alle kanten op. Het helpt niet, langzaam verdwijnt hij onder een berg van glibberige wormen.
“Moeder doe iets, meneer Hinkepink stikt.”
Moeder en Joris proberen met hun handen de wormen van meneer Hinkepink af te plukken. Het zijn er veel te veel. Moeder kijkt om zich heen. In de hoek van de serre ziet ze een bezem staan. Ze pakt de bezem en begint met grote halen meneer Hinkepink schoon te vegen. Het helpt maar even. De wormen blijven uit de schoenen komen.
“Zo gaat het niet,” zegt moeder. “Ik moet wat anders verzinnen.”
“Kunt u niet wat toveren?” vraagt Joris.
Moeder aarzelt, schudt even met haar handen haar hoofd en steekt dan haar handen uit naar de hoop wriemelende wormen. Meneer Hinkepink is al niet meer te zien. Moeder mompelt een paar toverspreuken en trekt haar handen terug. Het enige dat er gebeurt is dat de wormen nu niet meer paars zijn maar groen. Ze wriemelen nog net zo hard.

CC0 Creative Commons – bron: pixabay.com

Moeder schudt het hoofd, zo gaat het niet.
“Hier stond niets over in het grote toverboek,” zegt ze. “Dit vraagt een andere aanpak.”
Zonder zich verder te bedenken pakt moeder de schoenen en gooit ze met een grote zwaai in de vijver. De goudvissen lusten wel wormen. En opnieuw probeert ze de wormen van meneer Hinkepink af te vegen. Nu er geen nieuwe wormen meer bijkomen lijkt het te lukken.
“Hard vegen, moeder!” roept Joris. Hij helpt ijverig mee en veegt de wormen naar het grasveld. Hondje is naar de vijver gerend en staat daar te blaffen.
“Het is allemaal uw schuld,” sputtert meneer Hinkepink als zijn gezicht weer vrij is. “U zette de schoenen bij de bushalte.”
“Nu moet u ophouden,” zegt moeder. “Anders doet u het zelf maar.”
“O nee, alstublieft gaat u verder,” zegt meneer Hinkepink met angstige ogen.
Moeder veegt ook de rest van meneer Hinkepink schoon. De wormen verdwijnen in de tuin.
“Dat was op het nippertje,” zucht meneer Hinkepink en vist nog een achtergebleven worm uit de boord van zijn overhemd.
“Maar die schoenen waren toch van u, meneer Hinkepink?” zegt moeder.
“Een mens kan zich toch vergissen,” bromt meneer Hinkepink.

Ze horen Hondje blaffen. Hij heeft de schoenen uit de vijver gesleept. Er komen geen wormen meer uit.
“Wilt u alstublieft die enge schoenen meenemen?” vraagt meneer Hinkepink.
“Ze zijn echt niet van u?” vraagt moeder nog een keer.
“Nee natuurlijk niet, ik zou toch nooit schoenen kopen waar wormen uitkomen.”
“Goed, dan neem ik ze mee,” zegt moeder en doet de schoenen terug in de plastic zak.

Thuis vertellen moeder en Joris het verhaal aan vader.
“Wat jammer dat ik er niet bij was,” grinnikt hij. “Ik had dat wel eens willen zien. Meneer Hinkepink onder een berg van wormen.” Hij moet hard lachen.
“Nou, het was best gevaarlijk,” zegt Joris. “Hij had zo kunnen stikken. Als je dat maar weet.”
“Ja sorry, Joris je hebt gelijk.”
Vader wendt zich naar moeder.
“Was het een uit de hand gelopen toverkunstje van jou soms, Elisa?”
“Ik weet zeker dat ik de goede toverspreuk heb gebruikt,” zegt moeder.
“Dus je hebt wel getoverd?”
“Alleen maar een eenvoudige eerlijkheidsproef.”
“Wat houdt dat dan in?”
“Wel, als de schoenen niet van hem waren, dan zouden ze gaan knellen en kan hij zijn voeten er niet in krijgen.”
“Waar komen dan die wormen vandaan?” vraagt vader.
“Niet van mij,” zegt moeder. Ze zet de schoenen op de grond. Hondje ruikt er aan en begin te blaffen, zijn nekharen staan als een borstel overeind.

Moeder fronst haar wenkbrauwen. Ze pakt de schoenen op en bekijkt ze nog eens heel nauwkeurig. Dan begint ze te glimlachen.
“Heb je wat ontdekt, Elisa?” vraagt vader.
Moeder knikt. Ze steekt haar hand in de schoen en haalt er een klein rood steentje uit.
“Wat is dat?” vraagt Joris.
“Een wormensteentje uit Nevherland.”
“Hoe komt die hier nu?”
“Ik denk dat ik het wel weet,” zegt moeder. “Joris, wie was er een paar dagen geleden hier?”
Joris knikt en zegt: “Denk je dat grootvader dat gedaan heeft?”
“Natuurlijk, ik ken mijn vader toch, die houdt van zulke flauwe grapjes. Volgens mij heeft hij die schoenen expres bij de bushalte achtergelaten.”
“Wat doen we nu met de schoenen?” vraagt vader.
“Nu het wormensteentje eruit is, kunnen de schoenen geen kwaad meer,” zegt moeder.
“Mag ik het wormensteentje hebben?” vraagt Joris en pakt het kleine rode steentje in zijn hand. Hondje moet niets van dat steentje hebben. Zijn nekharen staan overeind en hij gromt zijn voortanden bloot.
“Geen denken aan,” zegt vader. “Geef maar gauw hier. Ik ga het een meter diep in de tuin begraven.”
Moeder knikt en zegt: “Wormen horen in de grond.”
“Zal ik die schoenen ook maar begraven?” vraagt vader.
Moeder knikt en zegt: “Ik denk dat het de beste oplossing is.”
Ze kriebelt Hondje achter zijn oortjes, hij is nog steeds onrustig. Pas als vader naar buiten loopt, wordt Hondje kalm.
“Ik ga een kopje thee zetten,” zegt moeder. “Volgens mij hebben we dat wel verdiend.”

Reageer!