Luc en Fien hebben een afspraakje. Hoe dat gekomen is, lees je in het vorige verhaaltje!
De halve woensdag ging tergend langzaam voorbij, maar nu is de bel gegaan. Luc en Fien lopen samen over het schoolplein. Luc is trots om samen te wandelen.
Omdat Fien dichtbij school woont, mogen ze het hele stuk met z’n tweeën doen. Ze kletsen zoveel. Hij let helemaal niet op de weg die ze volgen. En dan stopt Fien bij een tuinpad. Het leidt naar een piepklein huisje tussen de bomen. De rode, houten deur aan het eind van het pad heeft een rond raampje. De rode dakpannen zien er oud uit. Luc moet aan Hans en Grietje denken.
De deur wordt geopend door een vrouw. Ze heeft een kleurige, lange jurk aan. En gitzwart krullend haar met daarin een gele haarband. Ze heeft veel make up aan haar ogen en heeft felrode lippen. Ze heeft een brede, vriendelijke lach en praat terwijl ze terug naar binnen loopt.
“Lusten jullie een kopje thee met een koekje?”
Het antwoord wacht ze niet af, want de thee wordt al ingeschonken.
Luc kijkt de rommelige woonkamer rond en telt vier poezen. Een lapjeskat op de vensterbank. Een rode in een mandje. Nog een rode op de bank. En een zwarte in een grote plantenbak tussen de stengels. Verlegen schuift hij aan tafel. Aan de muren hangen kleden. Gebreid of gehaakt, hij weet het niet.
Wat zei mama ook al weer? Je kunt een vraag stellen die past bij de persoon of de plek.
“Hoeveel poezen hebben jullie?” probeert hij.
“Veertien,” zegt de moeder van Fien vrolijk.
Luc’s grote ogen verraden zijn verbazing.
“We begonnen met drie, en kregen al snel wat kittens. En als mensen niet meer voor hun poes kunnen zorgen, brengen ze die bij ons. Wij zorgen voor alle poezen. We hebben ook nog een hond, twee kippen, een haan en twee hamsters. En in de keuken staat een ezel.” Ze knipoogt erbij.
“Het is een schildersezel,” vult Fien aan.
“Wat is jouw lievelingsdier Luc?” vraagt Fiens moeder.
“Een olifant.”
“Een olifant!” roept ze. “Daar ben ik ook dol op. Het is dat ons huis zo klein is, anders hadden we er zeker een paar gehad. Weet je dat olifanten niet kunnen springen? Hun achterpoten zijn er niet sterk genoeg voor.”
“Is dat ook zo bij nijlpaarden?” vraagt Luc nieuwsgierig.
“Goeie vraag, je zou hetzelfde verwachten voor nijlpaarden,” antwoordt Fien’s moeder.
“Kom, ga je mee schilderen in de keuken?” vraagt Fien.
Schilderen? Luc heeft weleens geverfd, maar hij verwacht dat dit serieus schilderen gaat zijn. Hij denkt dat hij er niet goed in zal zijn. Fien maakt vast een prachtig schilderij. Terwijl hij niet verder komt dan een paar strepen. Hij heeft ook geen idee wat te schilderen.
“Jullie kunnen je lievelingsdier in het land van herkomst schilderen,” vult Fien’s moeder aan. “Weet je waar olifanten vandaan komen Luc?”
“Ik denk uit Afrika.”
“Afrika is een rood land. Met rood zand, lage groene bomen en een felgele zon,” praat Fien’s moeder.
Luc krijgt wat ideeën. En als hij de kwasten, de verf en de ezel ziet, raakt hij enthousiast. Hij zet een paar voorzichtige strepen. En begint dan geestdriftig te schilderen. Ook Fien is druk bezig. Het lijkt een kat te worden. Ondertussen kletsen ze vrolijk door.
Als ze klaar zijn, zetten ze elk hun schilderij tegen de muur om te drogen. Het is een raar zicht: Luc’s olifant is veel kleiner dan Fiens kat.
“Mag ik hem mee naar huis nemen? Ze staan een beetje raar naast elkaar,” zegt Luc voorzichtig.
Fiens moeder knikt en Luc neemt zijn eerste echte schilderij mee. Als aandenken aan de heerlijke namiddag met Fien.