In mijn tuin wonen kabouters. Mierlose kabouters zijn hele kleine kabouters. Ze wonen vaak in holle bomen. Je krijgt ze zelden te zien want ze kunnen zich heel goed verstoppen. Maar soms, als het weer slecht is, komen te tevoorschijn.
Zoals eens op een dag in de herfst….
Sssssssssst, zachtjes, kijk maar met me mee.
Achter een spar stond een holle eik. Daar woonde kabouter Snottebel. Hij was een knappe kabouterjongen, een echt stoer ventje. Toch had hij geen vriendjes en vriendinnetjes. Dat kwam omdat hij een vieze kabouter was. Dat zag je al aan zijn huis, de hele voordeur zat vol snotjes. Ook de mouwen van zijn jas zagen helemaal groen van de pietjes.
Kabouter Snottebel was altijd verkouden en had een hekel aan zakdoeken. Dus veegde hij zijn neus af aan zijn jas, aan zijn blouse en aan zijn meubels, eigenlijk aan alles. De andere kabouters gingen vlug achter een boom staan als ze kabouter Snottebel aan zagen komen.
Als hij jarig was, bakte hij bosbessentaart en nodigde al zijn vrienden uit, maar niemand kwam. De een zei dat hij ziek was, de andere dat hij zijn moeder moest helpen. En op het einde van de dag was er niemand geweest.
De kabouter meisjes liepen een paadje om als ze hem zagen. Of ze zeiden dat ze buikpijn kregen van bosbessen. Snottebel snapte er niets van, de taart was toch erg lekker? En hij at hem helemaal alleen op.
Op een dag gebeurde er iets. Er kwam een nieuwe kabouter in het bos wonen. Een vreemde kabouter! Alle andere kabouters waarschuwden hem voor Kabouter Snottebel en zijn snotjes maar hij trok zich er niets van aan. Op een dag klopte hij aan de deur van de holle eik.
Snottebel was juist aan het koken en dacht dat hij zich vergiste. Hoorde hij het goed? Vlug ging hij kijken en ja hoor, er stond bezoek!
“Ik ben kabouter Kleenex,” zei de vreemde kabouter en hij stak zijn hand uit.
Kabouter Snottebel veegde vlug zijn neus af aan zijn mouw en gaf Kleenex een hand.
“Ik ben Snottebel,” zei hij. “Wat leuk dat je langs komt, ik ben juist pap aan het koken.”
Snottebel roerde met een houten lepel door de pan. “Eet je soms een hapje mee?”
“Dat ligt eraan hoe het valt,” zei Kleenex, die een grote druppel aan Snottebels neus zag hangen.
“Oh het komt goed uit hoor,” zei Snottebel, “er is pap genoeg.”
“Schep dan maar op,” zei Kleenex,”maar niet te veel enne… kook hem vooral goed door!”
En zo gebeurde het dat Snottebel en Kleenex vrienden werden. Zo’n goeie vrienden dat Kleenex aan Snottebel manieren leerde zodat de pietjes en snotjes verdwenen. Hele goede vrienden want Kleenex gaf Snottebel een zakdoek en honingdruppeltjes tegen de hooikoorts. Want Snottebel was niet echt verkouden, dat leek maar zo, hij was gewoon overgevoelig voor stuifmeel!