Mama heeft een dikke buik, want binnenkort komt er een baby.
Boven wordt de zolderkamer in orde gemaakt voor papa en mama. Het is de bedoeling dat iedereen een kamer doorschuift. Luc naar de grote slaapkamer. Max naar die van Luc.
“Je mag er een fantastische kamer van maken”, zegt papa.
Hij krijgt ook een groter bed, want zijn bed moet hij aan Max geven.
De nieuwe kamer is wel twee keer zo groot als zijn eigen kamer. Hij kan er alle treinrails opbouwen, er kunnen meerdere kinderen tegelijk logeren en dan nog passen er een olifant en twee zeeleeuwen in de kamer volgens mama. Luc hoort het allemaal gedwee aan. Hij zou blij moeten zijn. Een gat in de lucht moeten springen. Hij zou al aan het inpakken moeten zijn.
Waarom is hij dan niet blij? Het borrelt vanbinnen als hij denkt aan het afstaan van zijn kamer. De kamer die hij vorig jaar zelf uitkoos. Hij weet nog hoe dat ging. Het hele huis was leeg. Hij mocht alleen binnen kijken. Uit alle kamers mocht hij als eerste kiezen. De kamer van Max zag hij eerst. Een vierkante kamer met een groot raam dat uitzicht geeft op de tuin.
Daarna zag hij zijn eigen kamer. Een wat kleinere, rechthoekige kamer met twee ramen. Een ervan kijkt uit op de straat. Voor dat raam stond een trapje. Hij was op het trapje geklommen. Hij had uit het raam getuurd en zag al het verkeer langskomen. Vanaf deze kamer kon hij de hele straat overzien. Hij voelde zich er meteen thuis. Hij zou het bed onder het raam zetten. En zijn bureau tegenover de deur. De grote muur was voor posters.
De derde slaapkamer hoefde hij niet meer te zien, want hij had zijn keuze gemaakt.
Toen hij er al lang woonde, kwam hij erachter dat het ook de koelste kamer was. De kamer ligt op het noorden en de zon schijnt er pas ’s avonds een héél klein beetje naar binnen.
Dat was een toevallig geluk, want Luc heeft het altijd te warm in de zomer. Hij haat het gevoel van zweet tussen zijn haren en gooit altijd alle dekens van zich af. Hij kwam er ook al snel achter dat Joost dezelfde kamer had, maar dan in het huis naast het zijne. Waren ze daarom misschien wel betere vrienden geworden? Zou kunnen.
En nu drongen papa en mama erop aan om te verhuizen naar de grootste kamer. Hij had meteen gezegd dat hij het niet wilde. Maar ze luisterden niet. Ze vonden dat hij er nog een keer over na moest denken. Uiteindelijk had Luc zich gewonnen gegeven en gezegd dat hij de grotere kamer wel zou nemen. Het was ook nog ver weg. Hij had genoeg tijd om aan het idee te gaan wennen. Maar het went niet. En nu staan ze in de winkel om een nieuw bed uit te zoeken.
“Zoek maar een mooi bed uit, dan kan volgende week de verhuizing gebeuren,” zegt mama vrolijk.
Luc voelt zich sip en antwoordt niet. Hij loopt langs de bedden zonder te kijken. En dan moet het eruit. Vanuit zijn diepste binnenste verzucht hij: “Ik wil geen andere kamer en ook geen ander bed! Ik wil op mijn eigen kamer blijven en ik vind mijn bed fijn. Ik wil helemaal niets veranderen.”
Terwijl hij de laatste zin uitspreekt, komt er een snik vrij.
Mama blijft midden in de winkel staan en kijkt hem vreemd aan. “Waarom kijk je zo zo!”, snikt Luc. Snappen ze dan niet wat hij zegt? De moed zakt hem in de schoenen.
“Ik kijk niet raar, dat is gewoon mijn hoofd,” knipoogt mama. Luc moet een beetje lachen.
Dan zegt papa dat het goed is. “Jij mag kiezen. Dus dat betekent dat je ook mag kiezen om op je eigen kamer te blijven. Maar een nieuw bed heb je nodig, want je voeten steken er bijna uit.”
Heeft papa dat echt gezegd? Luc voelt zich zo opgelucht! Hij is niet meer bedroefd. Hij mag zijn kamer houden én een nieuw bed kiezen. Dat vindt hij helemaal ok!