Hij heet Kwaak. Kort maar krachtig. Kwaak is een van de vele kikkers in de sloot. Samen met zijn broertjes en zusjes leert hij de wereld onder water kennen. Maar hij speelt ook tussen het riet aan de waterkant. Zijn moeder zegt dat ze amfibieën zijn. Amfibieën zijn dieren die zowel in het water als op het land kunnen leven. Kwaak vind het leuk om een amfibie te zijn. Stel je voor dat hij opeens niet meer zou kunnen zwemmen? Of niet meer op het land zou kunnen springen? Kwaak weet niet wat hij erger zou vinden.
Zijn moeder heeft hem ook verteld dat hij eerst met zijn broertjes en zusjes als kikkerdril in de zon heeft gelegen. Kleine eitjes in een slijmerig jasje. En dat ze van zulke kleine balletjes zijn uitgegroeid tot kikkervisjes. Toen kwamen er opeens pootjes uit hun lijfjes gegroeid. Eerst de achterpoten en toen de voorpoten. Als laatste verdween hun staart. Toen waren ze pas echte kikkers!
En nu kan hij dus niet alleen zwemmen maar ook nog eens springen als de beste. Maar natuurlijk denken zijn broertjes en zusjes dat zij sneller zijn.
Elke dag spelen ze naar hartenlust. Ze racen van links naar rechts en schieten tussen de rietstengels door. Op een dag zien ze een donkere schaduw op het water. Dat hebben ze niet eerder gezien. Wat zou dat zijn? Nieuwsgierig maar ook een beetje bang zwemmen ze er naartoe. Eén van Kwaaks zusjes legt voorzichtig een poot op de rand van het ding. Het begint te wiebelen en er komen golven in de sloot. Snel schieten ze terug onder water, terug naar de veilige bodem.
Maar het duurt niet lang eer de nieuwsgierigheid weer te sterk is geworden… Ze zwemmen er opnieuw naartoe. Kwaak verzamelt al zijn moed en trekt zich over de rand van het ding. Met een plof eindigt hij op een bankje. Aan beide kanten steekt een lange stok door een soort ring. Hij pakt één stok in elke voorpoot en begint er aan te trekken. Het uiteinde beweegt door het water en al snel glijdt het ding achteruit. Wat een rare manier van bewegen, denkt Kwaak.
Wat Kwaak niet weet, heb jij natuurlijk al lang geraden: inderdaad, Kwaak zit in een roeiboot. Als hij zijn voorpoten tegelijk naar achteren trekt kan hij best vaart krijgen. Al snel moedigen zijn broertjes en zusjes hem aan. Sneller Kwaak, sneller! Ze gieren van het lachen als zijn arm van een van de stokken glijdt en de roeispaan over het water schiet. Snel zwemt zijn zusje erachteraan om hem weer op te halen.
Nu willen zijn broertjes en zusjes het ook proberen. Ze springen allemaal in de boot en om de beurt gebruiken ze de roeispanen. Wat hebben ze een lol! Door maar één spaan te gebruiken tollen ze in rondjes over het water. Urenlang vermaken ze zich met het bootje. Ze spelen zelfs zoveel dat Kwaak er pijn van in zijn spieren krijgt.
Uiteindelijk zijn ze uitgespeeld en schieten ze het water in. Nu kan Kwaak zijn sterke achterpoten gebruiken om te zwemmen. Wat gaat dat opeens snel, het lijkt wel alsof hij vliegt!
Samen zoeken ze een plekje tussen het riet om uit te rusten. Daar kwaken ze enthousiast over hun avonturen.
“Ik heb zo’n spierpijn in mijn voorpoten,” kwaakt een broertje.
Een zusje geeft kwakend antwoordt: “Ja, het is veel makkelijker om te zwemmen.”
“Maar wat is het leuk om iets nieuws te proberen,” kwaakt Kwaak.
De één kwaakt nog harder dan de ander voor ze tevreden in slaap vallen.
Dus de volgende keer als je langs een sloot loopt, moet je maar eens luisteren of je Kwaak en de kikkertjes kunt horen kwaken over de avonturen die ze hebben beleefd.