Jasper duwt het hekje open naar de kinderboerderij. De geiten lopen naar hem toe. Jasper vindt het wel een beetje eng.
“Je kunt ze aaien. Ze doen niks”, zegt opa.
Jasper aait een geit over zijn rug.
“Opa, hij heeft een sik net als jij”, zegt Jasper.
Opa zegt: “bééé”.
Jasper moet lachen.

Jasper en opa lopen naar de konijnenhokken. Er zitten grote en kleine konijnen in de hokken. De één is wit en de ander bruin.
“Kijk opa, deze lijkt op Flappie van Thijs”, zegt Jasper. Hij steekt zijn hand door de tralies van het hok. Voorzichtig aait hij het konijn.
“Er zit hier een Vlaamse reus”, zegt opa.
Jasper ziet een groot bruin konijn met reuzenoren.
“Die eet zeker heel veel hé opa?”
“Ja, daarom is hij zo groot. Als jij veel eet, word je ook groot. We gaan bij de biggen kijken”.

Op het hok van de biggen hangt een bord met hun namen.
“Ze heten Anne en Marie”, zegt opa.
Jasper vindt het maar raar. Een zwarte big ligt in zijn hok te knorren. Een andere big is wit en rolt door de modder.
“Biggen rollen graag in de modder”, zegt opa.
Jasper trekt een vies gezicht.

Jasper ziet een houten trein en rent ernaar toe. Hij gaat erop zitten. Een paar geiten zijn nieuwsgierig wat Jasper doet. Ze snuffelen aan Jasper.
“Jullie mogen niet op de trein”, zegt Jasper. Opa jaagt de geiten weg.
“En nu naar de kippen”, zegt opa.
Jasper geeft opa een hand.

Ze komen langs een duiventil. De duiven vliegen heen en weer. Een brutale duif vliegt vlak over opa en Jasper heen. Ze schrikken ervan.

Opa wijst naar de bijenkasten.
“Daar maken de bijen honing”, zegt opa.
“Bijen vind ik eng. Ze steken”, zegt Jasper.
“Als jij de bijen geen kwaad doet, dan steken ze niet”, zegt opa.

Ze zijn nu bij de kippenhokken. “Tokketokken, tok, tok, tok, kuleku, kuleku” hoort Jasper.
Opa doet ook mee “tok, tok, kulekúúú”.
“Ik kan het ook opa: ‘tok, tok, tok, kulekúúú'”, doet Jasper.
“Kijk Jasper, daar liggen eieren. Net vers gelegd”, zegt opa.
“Ik krijg van mama soms een gebakken ei”, zegt Jasper.
“We gaan naar huis, misschien wil oma voor ons een eitje bakken”, zegt opa.

Bij oma thuis vertelt Jasper wat hij allemaal gezien heeft.
“Opa lijkt op een geit. Hij heeft ook een sik”, zegt Jasper.
Opa roept weer: “bééé”.

Reageer!