De vorige keer kwam de freule langs met Tobias, of Joris even op hem kon passen. Bij het boodschappen doen liep het mis, Tobias ging er vandoor. Hondje is naar ‘m op zoek. Joris bracht de boodschappen ondertussen thuis.

Er wordt op de achterdeur geklopt en freule Amalia komt binnen met een meisje aan de hand.
“Dag allemaal, ik kom Tobias ophalen en dit is mijn nichtje Josephine. Ze komt een poosje bij mij logeren omdat haar ouders naar het buitenland zijn. Haar vader, baron von Serooskerke is namelijk een belangrijk persoon.”
Joris kijkt naar Josephine. Zo’n mooi meisje heeft hij nog nooit gezien. Ze heeft lange blonde krullen en blauwe ogen. Ze lijkt wel een prinses uit een sprookjesboek.
“Waar is Tobias?” vraagt de freule.
Joris grijpt met beide handen naar zijn hoofd. O jee, hij is Tobias helemaal vergeten en rent naar buiten.
Tobias en Hondje zijn in geen velden of wegen te bekennen.
Joris rent kris kras door de straten en roept luidkeels: “Hondje! Tobias!”
Dan komt hij meneer Hinkepink tegen met Hector aan de lijn. Hector blaft en meneer Hinkepink roept naar Joris: “Wil je niet zo schreeuwen, Hector wordt daar heel onrustig van.”
“Heeft u Hondje en Tobias gezien, meneer Hinkepink?”
“Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd dan op jouw Hondje te letten.”

Joris weet niet meer waar hij nog zoeken kan. Hij is al twee keer het hele dorp doorgerend. Geen spoor van beide honden.
Hij gaat naar huis terug, met tranen in zijn ogen vertelt hij dat hij de hondjes nergens kan vinden.
“O, wat erg,” zegt de freule. “Als je ze niet kunt vinden, is Tobias misschien wel ontvoerd. Hij is een zeldzame rashond moet je weten.” Ze barst in snikken uit. Josephine kijkt naar haar tante en begint ook te huilen.
“Kom, kom,” zegt vader. “Ze kunnen nooit ver weg zijn.”
“Kom Joris, we gaan met de auto wat rond rijden, misschien komen we ze dan tegen.”
“En ik ga naar de politie,” zegt de freule. “Aangifte doen van ontvoering. Kom mee Josephine.”

Een hele poos later komen vader en Joris met lege handen thuis. Ze hebben de hondjes niet gevonden.
Uit de keuken komt de geur van gebakken braadlapjes. Vader haalt zijn neus op.
“Dat ruikt goed,” zegt hij.
Bij de keukendeur staat een heksenbezem en in de keuken klinkt het geblaf van de hondjes.
“Hoe kan dat nu?” roept vader.
“Ze zijn vanzelf naar huis gekomen,” zegt moeder te vlug.

CC0 Creative Commons – bron: pixabay.com

Vader kijkt moeder eens heel goed aan. Er zit een veeg op haar wang, haar ogen schitteren en haar krullen zitten helemaal in de war.
Hij loopt naar buiten en pakt de heksenbezem.
“Je hebt toevallig een rondje met deze bezem gevlogen?” vraagt vader en wijst op de bezem.
“Dat mag ik toch niet,” zegt moeder. Ze draait met haar hoofd en kijkt strak naar de grond.
Vader schudt zijn hoofd en kijkt een beetje boos naar moeder en zegt: “Wel?”
Moeder legt haar beide handen op vaders arm en zegt: “Oké dan, het duurde zo lang voor jullie terug kwamen dat ik maar even ben gaan kijken.”
Vader knikt en zegt: “Als ik het niet dacht.” Hij fronst zijn wenkbrauwen.
Moeder wrijft met haar hoofd langs vaders bovenarm, als een poes die kopjes geeft en zegt: “Ik heb ze toch gevonden, ben je nu niet boos meer?”
Vader glimlacht en zegt: “Vooruit dan maar, waar heb je ze gevonden?”
“Vanaf mijn bezem heb ik een prachtig uitzicht over het hele dorp,” zegt moeder blij. “Ik zag ze in de bosjes achter de tuin van meneer Hinkepink. Ze waren gewoon wat aan het spelen. Toen heb ik ze mee naar huis genomen.”

Even later komt de freule met Josephine aan de hand terug.
“Wat heb je nu aan zulke politie,” roept de freule boos voor ze goed en wel binnen is. “Stel je voor, ze gaan pas op zoek als Tobias morgen nog niet terug is. Dan kan hij wel dood zijn en…”
De freule stopt, want vader heeft zijn hand opgestoken en wijst naar de hoek van de kamer waar Tobias naast Hondje in de mand is gekropen en ligt te slapen.
“Tobias,” roept de freule, “mijn Tobias, waar was je toch?” Ze bukt zich, pakt Tobias uit de mand en knuffelt hem zo uitgebreid dat Tobias begint te piepen.
“Hoe kan dat nu?” zegt de freule. “Hij was toch ontvoerd?”
Vader lacht en zegt: “Nee hoor, hij was niet ontvoerd.”
“Maar hoe komt hij dan hier?” vraagt de freule.
“Elisa was nog even een boodschap doen,” zegt vader. “Onderweg zag ze de honden spelen en toen heeft ze hen mee naar huis genomen.”
Vader verstopt snel de heksenbezem achter zijn rug.
“Dat mag je nooit meer doen, Tobias, ik heb doodsangsten uitgestaan,” roept de freule tegen haar hondje.
Dan zegt ze tegen Joris: “Het komt vast door Hondje, mijn Tobias zou nooit zomaar weglopen.”
Joris houd zijn mond maar. Hij kan moeilijk tegen de freule zeggen dat Hondje hem gezegd heeft dat juist Tobias niet mee naar huis wilde.
“Kom Josephine, we gaan naar huis,” zegt de freule. Bij de deur draait ze zich om en zegt: “Als je het leuk vindt, Joris, mag je wel een keer bij Josephine komen spelen. Ze heeft een prachtig porseleinen theeserviesje. Dat heeft ze van haar grootmoeder gekregen, die was douairière moet je weten.”

“Moeder, wat is dat?” vraagt Joris als de freule met Josephine en Tobias is vertrokken.
“Wat Joris?”
“Wat de freule zei, zoiets van doe a en nog wat?”
Moeder zegt: “Daar heb ik ook nog nooit van gehoord.”
“Dat zal ook wel een adellijke titel zijn,” zegt vader. “Het klinkt tenminste belangrijk.”
Moeder zegt: “Het is wel aardig van haar dat je een keer met Josephine mag komen spelen, of niet?”
“Getsie,” zegt Joris. “ik ga toch zeker geen thee drinken bij een meisje.”
Vader en moeder schieten in de lach.
“Ga je de tafel dekken Joris, de braadlapjes zijn bijna klaar,” zegt moeder.

Reageer!