De zon schijnt en Rimbo ligt op zijn rug in het zand. Als je goed luistert kan je hem zachtjes horen zingen.
Wat is het fijn een mier te zijn.
Met heel veel broertjes en veel zusjes
krijg ik elke dag heel veel kusjes,
la la la la la la la…
Zijn papa en grote broers zijn aan het werk en mama en de zusjes zorgen voor de eitjes die mama gelegd heeft. Nog enkele dagen en Rimbo krijgt er weer een heleboel broers en zussen bij. Dat is leuk.
Ze wonen met zijn allen aan de grote waterpomp achter het tuinhuis van boer Gijbels, tussen de keien in het zand. Dat is hun mierendorp.
Het is wel erg warm en Rimbo wandelt terug naar huis.
“Rimbo mier, wat ben je toch een luilak. Waar was je nu weer?”
“Oh mama, ik lag zo heerlijk in het zonnetje en…”
“Jongen toch, trek er eens niet altijd alleen op uit. Zo zal je nooit vrienden hebben.”
Rimbo speelt niet met de andere mieren en loopt altijd alleen rond. Ze maakt zich grote zorgen om hem.
“Je broers en hun vrienden zijn in de wei aan het spelen. Ga maar vlug.”
Rimbo heeft helemaal geen zin maar hij wandelt toch naar de wei. Het krioelt daar van de jonge mieren en Rimbo gaat stilletjes onder een madeliefje zitten. Hij vindt het wel leuk om te kijken maar doet liever niet mee.
Plots voelt hij de grond onder zich beven. Alles beweegt, ook het madeliefje schudt op haar steeltje. Het wordt donkerder… Rimbo kijkt omhoog en schrikt. Daar staat boer Gijbels, als een dikke toren boven hem.
Rimbo blijft stil zitten. Dan begint het plots te donderen! Rimbo wil zijn oren dichtknijpen van schrik. Maar neen, dit is geen donder, het is de luide stem van de boer.
“Verdorie, ik moet al die stenen wegruimen om aan de waterpomp te kunnen.”
Oh neen, boer Gijbels is op weg naar de waterpomp! Rimbo wordt bleek van schrik. Hun mierendorp ligt tussen de keien en iedereen loopt gevaar! Zo vlug zijn zes pootjes hem kunnen dragen, holt hij naar huis en schreeuwt luid: “Gevaar! Gevaar!”
Mama ziet meteen dat er iets heel ergs aan de hand is. Ze kan bijna niet geloven wat Rimbo haar allemaal vertelt. De andere mieren luisteren mee.
Wanneer mama nog iets wil zeggen, voelen ze allemaal de grond onder hun pootjes beven. Enkele mieren beginnen te gillen maar het is Rimbo’s mama die heel flink en luid zegt: “Snel, iedereen neemt een meirenei mee op de rug! Dat de boer onze huizen vernielt met zijn grote voeten is heel erg maar aan onze eitjes mag hij niet komen. Kom op!”
Iedereen scharrelt de eitjes bij elkaar en draagt ze weg. Ook de broers van Rimbo en de andere jongens, die komen aanlopen, helpen mee. De mierenfamilies lopen razendsnel heen en weer. Bonk, bonk, bonk… De stappen van de boer komen dichter. Rimbo’s tong hangt op zijn tenen. Waren nu hun sterke papa’s maar hier! Hij rolt de eitjes voor zich uit over de grond, zo moe is hij. Overal rondom hem lopen zwarte mieren met witte eitjes.
“Ik loop nog een keer terug, dan hebben we ook de laatste,” roept zijn mama nog. Rimbo ploft neer naast de hopen eitjes en hijgt. De grond stopt plots met beven.
“Zo,” hoort hij de zware stem van de boer, “daar zullen we eens vlug aan beginnen.”
Rimbo ziet hoe de boer zich bukt en de stenen van hun dorp een na een vastpakt en wegsmijt. Even is hij bang dat zo’n steen op mama zal vallen maar dan ziet hij haar al komen. Wat is Rimbo gelukkig. Alle mierenfamilies draaien zich om wanneer ze de boer horen roepen: “Verdraaid, hoe zit dat hier nu allemaal?”
Ja, dat vragen ze zich ook af maar weer is Rimbo’s mama de flinkste.
“Wanneer de boer weg is, gaan we kijken wat er nog van onze huizen overblijft. Maar al onze eitjes zijn gered en dat is het belangrijkste! Dat hebben we aan Rimbo te danken. Wat ben ik fier op jou en wat zal jouw papa fier zijn!”
Alle mieren klappen in hun pootjes en enkele meisjes geven Rimbo een kusje. Nu is hij heel verlegen! Hij krijgt het er warm van. Rimbo heeft in zijn eentje het hele dorp gered en… Vrienden heeft hij nu met hopen…