Maarten was een kleine muis. Geen stadsmuis hoor, maar een echte plattelandsmuis. Hij leefde op een boerderij en had een eigen plaatsje daar. In de stallen van de koeien. De koeien vonden dat niet erg. Integendeel! Maarten kon heel mooi verhaaltjes vertellen. Hij liep dan op de balk aan het plafond, waar alle koeien hem konden zien en horen. Terwijl ze aan het herkauwen waren, luisterden ze met veel plezier naar zijn verzinsels. Maarten vertelde over muizenridders en muizenprinsessen, over draken en stieren en koetjes en kalfjes.
Op een dag was het slecht weer. De koeien moesten in de stallen blijven.
“Maarten!” riepen ze, “Maarten, waar ben je? Kom je ons geen verhalen vertellen?”
Maar Maarten kwam niet. Hij was nergens te vinden. Hij zat niet in zijn holletje, hij liep niet op de balk en ook in het stro lag hij nergens te slapen.
“Wat is er aan de hand?” vroeg Max, de hond van de boer, die eens in de stal kwam piepen om te horen waarom de koeien zo hard loeiden. “Jullie zijn allemaal zo opgewonden? Wat gebeurt er?”
“Max, Maarten is verdwenen! We hebben al overal in de stal gezocht, maar hij is nergens te vinden!”
Max ging meteen op zoek. Hij liep rond de stal tot hij het spoor van Maarten met zijn neus kon oppikken. Honden kunnen heel goed ruiken met hun neus, zo goed zelfs, dat ze kunnen ruiken of iemand gepasseerd is en naar waar die is gegaan. Dat deed Max nu, hij liep met zijn neus bijna tegen de grond en snuffelde het spoor van Maarten. Al gauw had hij het gevonden en, steeds snuffelend, begon hij dat spoor te volgen.
Zo kwam Max langs het kippenhok.
“Goeiemorgen dames! Heeft iemand van jullie Maarten gezien?”
Nee, geen van de kippen had Maarten die dag gezien.
“Ik wel, ik wel!” piepte een kuikentje, “ik zag hem deze morgen al heel vroeg passeren! Hij liep in de richting van het varkenshok!”
Max volgde het spoor verder en kwam inderdaad aan het varkenshok.
“Heren, dames, heeft een van u toevallig vandaag Maarten gezien?”
Nee, de varkens hadden Maarten nog niet gezien die dag.
“Ik wel, ik wel!” riep een biggetje, “ik zag hem vanochtend vroeg! Hij liep in de richting van het huis!”
Max snuffelde rond, pikte het spoor van Maarten weer op en volgde het naar het huis. Hij kwam aan de achterdeur. Hier was Maarten waarschijnlijk naar binnen gegaan.
“Goeiemorgen Max!” riep de boerin, die in de keuken aan het werk was. “Zal ik je even binnen laten?”
De boerin duwde de achterdeur open zodat Max binnen kon komen.
“We hebben een nieuwe gast te verwelkomen, Max! Gisteren zijn mijn zus en haar man aangekomen. Ze komen enkele dagen op bezoek, en ze hadden nog iemand bij. Ga maar eens kijken in de living. Maar geen ruzie maken hoor!”
Max volgde het spoor van Maarten naar de living. Daar keek hij nieuwsgierig rond. Wie was die nieuwe gast?
“Help! Help!” piepte Maarten van onder de kast. Hij was onder de kast gaan schuilen, want in de living liep een kat rond!
“Ah, daar ben je Maarten!” riep Max, “de koeien waren al ongerust!”
“En terecht!” jammerde Maarten, “die kat heeft me al heel de ochtend opgejaagd! Ik kom niet levend van onder de kast! Het is met mij gedaan!”
“Kom kom, zo’n vaart zal het wel niet lopen. Goeiemorgen juffrouw poes,” zei Max beleefd.
De kat keek Max neerbuigend aan.
“Jij kent deze muis?” vroeg ze, “Hoog tijd dat er een kat in huis is om orde op zaken te stellen. Vanaf nu is dit mijn domein. En elke muis die ik vind, eet ik op! Te beginnen met dat scharminkel onder de kast.”
“Juffrouw poes, ik heb begrepen dat u hier te gast bent; gedraagt u zich daar ook naar. Maarten is een deel van onze familie. Hij hoort er bij!”
“Het enige waar hij bij hoort is mijn buik! Als in, de muis gaat in mijn buik!” lachte de kat.
Terwijl Maarten onder de kast zat te jammeren, ruzieden Max en de kat verder. Tot Max er genoeg van had. Die kat dacht toch niet dat ze hier plots de baas kon komen spelen, of wel? Hij stapte op de kat af, sperde zijn muil open en… Nam de kat voorzichtig bij haar nekvel.
“Hé, wat doe je? Laat me los!”
Max hief de kat op en liep er mee naar buiten.
“U moet dringend wat manieren leren, juffrouw. Sta me toe om u deze bij te brengen terwijl ik u de sanitaire installatie van de boerderij toon,” antwoordde hij. Ondertussen profiteerde Maarten er van om te vluchten van onder de kast.
Max droeg de kat naar buiten en stapte er mee naar de weide van de koeien. Daar stond een oud bad, dat door de regen volgelopen was met water.
“Laat me los! Laat me los!” bleef de kat roepen.
“Met plezier!” antwoordde Max, die de kat in het bad liet vallen.
Plons!
“Haaaa wat is dat nat!” riep de poes verschrikt, “ik hou niet van nat!”.
“En wij houden niet van gasten die doen alsof ze de baas zijn op de boerderij,” gromde Max.
~~~
Wat er verder nog gezegd is tussen Max en de kat, dat weten we niet. Maar toen ze terugkwamen, was de kat alleszins een stuk beleefder geworden. En al de tijd dat ze nog op de boerderij was, liet ze Maarten met rust.
Maarten was ondertussen aangekomen in de koeienstal. Hij liep op de balk aan de zoldering en vertelde over zijn avontuur terwijl de koeien beneden luisterden.
Maarten die liep te vertellen en de koeien die rustig herkauwden en luisterden? Ja hoor, alles was weer zoals het hoorde!