Vandaag is Prinses jarig. De Drakenridder is al van vroeg in de weer om er een schitterende dag van te maken voor zijn geliefde.
Ken je de Drakenridder nog niet? Dat is geen ridder die jaagt op draken hoor. Het is een ridder die rijdt op draken. Of beter gezegd, vliegt! Door de Drakenridder en de door hem opgerichte Drakenbrigade wordt het koninkrijk niet meer geterroriseerd door wilde draken en worden ze ook van andere indringers gespaard.
Als jongen kon hij op de rug van zijn draak bij de toren komen waar de Prinses in woonde. Ze werden goeie vrienden en later… geliefden. Maar dat is een verhaal voor een andere keer.
De jongen van toen werd een beroemde ridder, en het meisje van toen werd de slimste en knapste prinses die de wereld ooit had gezien. De Prinses krijgt veel aandacht van prinsen en ridders van andere koninkrijken, en ook de Drakenridder heeft een prinsessenfanclub. Maar Prinses en Drakenridder hebben enkel oog voor elkaar…
~~~
De Drakenridder heeft z’n mooiste picknickdeken gewassen en vouwt het netjes op. Dat gaat straks in de mand. Hij kijkt even rond. Wat nog? Hij stapt naar zijn ijsdoos en haalt er gefermenteerd druivensap uit. Dat had hij onlangs van de boselfen gekregen in ruil voor zijn hulp met een slechte toverknol. Dat was een spannend avontuur! Maar ook dat is niet het verhaal van vandaag.
De fles gaat in een ronde doos en de Drakenridder schept er een paar ijsbolletjes uit zijn ijsdoos bij. “Zo, dat blijft lekker koel,” zegt hij tevreden tegen zichzelf.
Vorken, messen, lepeltjes. Borden en glazen. Alles wordt klaargezet, ingepakt en op de rug van zijn draak geladen. Dan komen ook de hapjes. En tenslotte… Het cadeau. Het is een heel speciaal cadeau. Het is…
Tja, aan jou kan ik het wel vertellen hé? Je verklapt het niet aan Prinses? Nee? Goed dan. Het cadeau is de verloren kroon van de prinses van Mayasarena, een koninkrijk uit lang vervlogen tijden. Sommige geleerden twijfelen er zelfs aan of dat koninkrijk ooit echt heeft bestaan, of alleen maar in legenden voorkomt. De Drakenridder weet het wel: dat koninkrijk bestond echt, en het verzonk naar de bodem van de zee. Daar vond hij die kroon terug… En dat, ja, dat is het verhaal van vandaag.
“Help! Help!” kwam Kleine Dondersteen de Drakengrot binnengerend.
De Drakenridder zag de paniek op het gezicht van Kleine Dondersteen en trok meteen zijn harnas aan, terwijl hij riep: “Wat en waar?”
“De… hijg… vulkaan in… hijg… het Land van Ijs… hijg… heeft weer… hijg… kuren!” wist Kleine Dondersteen, die helemaal buiten adem was, nog uit te brengen.
“Alweer! Dat is de derde keer dit jaar,” zuchtte de Drakenridder. Snel hees hij Kleine Dondersteen achter hem op de rug van de draak. “Gaan Bliksem!”
Met een paar slagen van zijn sterke vleugels duwde de draak zich de lucht in.
Snel, ging het. Eens Bliksem uit de grot was en op zijn favoriete hoogte, kon hij bliksemsnel vliegen. Het duurde dan ook niet lang tot ze aan de rand van het koninkrijk kwamen en de zee onder zich hadden.
De Drakenridder riep over zijn schouder naar zijn vriend: “Dondersteen! Wat scheelt er met opa Smeul?”
Opa Smeul is de naam van de oude vulkaan in het Land van Ijs.
“Klaagt over koude tenen! Wil gaan vuurspuwen om ze warm te krijgen!” riep Kleine Dondersteen terug.
Opa Smeul die wou vuurspuwen, dat was een ramp! Er woonden mensen in het Land van Ijs. Die zouden hun huizen verwoest zien door de lava!
De Drakenridder nam zich voor er alles aan te doen dat te vermijden. Alleen wist hij nog niet hoe hij dat zou moeten doen…
Even later waren ze geland bij de top van de vulkaan. Er was een gezicht zichtbaar in de wand van de vulkaan. Je ziet zoiets soms wel eens waar een standbeeld is uitgehouwen in een bergwand. Maar dit gezicht was niet uitgehouwen, het was het gezicht van Opa Smeul!
“Mijn tenen, Drakenridder, mijn tenen hebben zo’n koud! Ik hou het niet meer!”
“Opa Smeul, dat begrijp ik best, maar er moet toch een andere oplossing zijn dan lava spuwen? Al die mensen en hun huizen…”
“Ach, had ik maar enkele vuurstenen,” klaagde Opa Smeul, “dan zou ik van de kou geen last hebben!”
De Drakenridder en Kleine Dondersteen keken elkaar aan. Vuurstenen?
“Opa Smeul, ik haal je vuurstenen!” zei de Drakenridder. “Alleen, waar vind ik zoiets?”
“In mijn tijd,” begon Opa Smeul, die het graag over ‘zijn tijd’ had, maar daarmee eigenlijk gewoon lang geleden bedoelde, “kon je die dingen in Mayasarena halen. Maar ach, dat land is er nu al eventjes niet meer.”
“Opa Smeul, dat koninkrijk is er al zo lang niet meer dat er mensen beginnen twijfelen of het zelfs ooit echt heeft bestaan! Niemand weet waar het lag!”
“Meen je dat? Ach, jullie jonkies ook. Geen besef van geschiedenis. En niemand die ‘ns met een arme oude vulkaan komt babbelen. In mijn tijd… In mijn tijd lag Mayasarena zo’n 80 mijl oostelijk van hier, denk ik zo, ja, daar moet het geweest zijn. Richting de ochtendzon.”
“Hmh… Daar liggen alleen enkele eilandjes,” bedacht Kleine Dondersteen. “Geen koninkrijk meer.”
“We zullen daar gaan kijken, Opa Smeul, maar belooft u ons dan dat u geen lava spuwt tot we terug zijn?” onderhandelde de Drakenridder.
“Nou goed, nou goed, ik wacht het even af. Het zal me benieuwen,” antwoordde Opa Smeul knorrig.
Op de rug van de trouwe Bliksem vlogen de twee vrienden naar de plek die Opa Smeul had aangewezen. Zoals Kleine Dondersteen al had voorspeld, waren daar alleen maar enkele rotsige eilandjes te zien. Toch gingen ze op onderzoek.
“Dit is nu al het vijfde eilandje,” zuchtte Kleine Dondersteen. “Er is hier niks meer.”
Er kwam geen antwoord.
“Drakenridder? Waar ben je?” riep hij, rondkijkend.
“Hier,” lachte de Drakenridder, die uit een rots leek te komen.
Kleine Dondersteen schrok. “Waar kom jij vandaan?”
“Er is een goed verstopte spleet in deze rots, kom maar kijken. En er is een gang… Naar beneden!”
Samen daalden de Drakenridder en Kleine Dondersteen de lange gang af. Het was zo’n eind stappen dat Kleine Dondersteen de tel kwijtraakte! Ze moesten wel al heel diep onder de zee zijn, nu. Hij werd er een beetje zenuwachtig van.
Uiteindelijk kwamen ze aan een grote poort. Er zat een stevig slot op die poort, maar de poort zelf was verrot. Met hun zwaarden konden ze er zo doorheen prikken! Na een half uurtje hakken, hadden ze een gat gemaakt en konden ze verder.
Achter de deur was een versierde grot gemaakt. In de wanden van de grot waren taferelen gebeiteld, en namen.
“Koninkrijk Mayasarena…” las Kleine Dondersteen, die veel oude talen kende. “We hebben het gevonden!” riep hij blij uit.
In de grot vonden ze vuurstenen, ronde keien die een aangename warmte afgaven. Ze namen er elk enkele mee en keerden dan op hun stappen terug. Wat zou Opa Smeul blij zijn!
“Hé, wat is dat?” zei de Drakenridder, net voor ze de grot uitgingen. Hij had iets zien fonkelen in een kast. Het was een mooie glazen kast, maar het glas hing vol stof. Je kon er niet goed doorheen kijken. Maar er glinsterde iets in die kast…
De Drakenridder kon de kast open krijgen en vond daar een zilverwitte kroon, versierd met afwisselend groene smaragden en blauwe saffieren, die op een of andere manier de indruk gaven van het eerste groene blaadje van de lente en een helderblauwe hemel bezaaid met kleine witte wolkjes.
Bovenop de kroon, als pronkstuk, een gele diamant die schitterde alsof het de zon in zich had.
“Is dat…” vroeg Kleine Dondersteen stamelend, “is dat de kroon van… van… van M…?”
“Zeker wel!” knipoogde de Drakenridder, “dat is de kroon van… mijn Prinses!”
~~~
Met Opa Smeul liep alles goed af. En de kroon? Die zit in een cadeauverpakking, veilig in de mand en vastgebonden op de rug van Bliksem.
Na nog een laatste keer rond te kijken, klimt de Drakenridder op zijn draak. “Gaan Bliksem!” roept hij, “gaan, naar de hoogste toren van het kasteel! Gaan, naar mijn Prinses!”
Gelukkige verjaardag, Prinses!