“Schiet op Beer, het is bijna 4 uur!
Om 4 uur begint de verjaardag van Uil!”
Beer kijkt opzij.
Haas heeft altijd zoveel haast.
“Slaapt Uil niet altijd overdag?”
“Natuurlijk niet,” zegt haas. “Niet op zijn verjaardag. Dan is hij zeker wakker.”

Daar komt Bij aanvliegen.
Ze heeft een tas bij zich.
Beer denkt dat er een taart in de tas zit.
Een taart hoort bij een verjaardag. Toch?

Ze komen bij het huis van Uil.
Er zijn nog twee dieren bij het huis van Uil: Ezel en Slang.
“Hallo,” zeggen Haas en Beer en Bij.

“Komen jullie ook voor het feestje?”
“Ja,” zeggen Ezel en Slang, “maar Uil doet niet open!”
“Niet open?” zegt Haas. “Heb je heel hard geroepen?
Echt héél hard? Want misschien slaapt hij.
Laten we met z’n allen Uil roepen.”
Ze roepen met z’n allen: “UIL, UIL, UIL!

Maar Uil doet niet open. “Dan is hij niet thuis,” zegt Beer.
“laten we hem gaan zoeken.”
De dieren gaan op weg.
Ze lopen en lopen tot ze helemaal bij het water komen.
Daar is Varken.
Zij heeft Uil ook niet gezien maar weet misschien wel waar hij is.

“Ik denk dat hij bij het grote huis is,” zegt ze. “Daar woont vrouwtjes-Uil, op wie hij verliefd is.”
De dieren gniffelen.
Ze lopen naar het grote huis.
Steeds meer dieren komen mee zoeken. Het wordt een hele optocht door het bos.

Allemaal roepen ze om de beurt de naam van Uil.
Slang sist,
Ezel balkt,
Varken knort,
Beer bromt en
Wolf blaft.
Maar Uil laat zich niet zien.

“Oehoe!”

Is Uil daar toch?
De dieren kijken omhoog.
Het is vrouwtjes-Uil!

Ze zegt: “zoeken jullie Uil?
Heeft hij iets gedaan?”
“Nee,” zeggen de dieren in koor. “Hij is jarig. We komen bij hem op bezoek.”
“O, wat leuk,” zegt vrouwtjes-Uil. “Hij zit daar in die boom.
Zal ik hem gaan vertellen dat jullie er zijn? Hij is zo verlegen.
Als hij jullie allemaal tegelijk ziet, schrikt hij misschien.”

Dat vinden de dieren goed.
Vrouwtjes-Uil vliegt naar de grote boom en verdwijnt tussen de bladeren.
Even later komt ze samen met Uil tevoorschijn.
“Hè, hè,” zeggen de dieren. “Waar was je nou op je verjaardag.”
Uil kijkt bedremmeld.
“Ik dacht…, ik dacht… dat er niemand zou komen.”

De dieren kijken verontwaardigd.
“Niet komen, op je verjaardag. Je bent toch onze vriend!”
“Vriend?” vraagt Uil.
“Ja!” zeggen de dieren. “We zijn allemaal vrienden. En nu gaan we taart eten.”
Uil kijkt van de een naar de ander. “Vriend,” mompelt hij, “allemaal vrienden.”
Hij durft het bijna niet te geloven. Maar Haas begint de taart te snijden en geeft hem het eerste stuk.

Dan begint Beer te zingen:

Er is er één jarig, hoera, hoera,
dat kun je wel zien dat is hij,
wij vinden dat alles zo prettig, ja, ja,
en daarom zingen wij blij
hij leve lang, hoera, hoera,
hij leve lang, hoera, hoera
hij leve lang, hoera, hoera, hij leve lang, hoera, hoera!

Alle dieren zingen met Beer mee en juichen Uil toe.
Uil denkt: wat was ik dom!
Alle dieren uit het bos zijn mijn vrienden!
Hij belooft zichzelf nooit meer zo verlegen te zijn en neemt een grote hap van de taart.
Heerlijk is die.

Reageer!