Eline wordt elke woensdagmiddag naar de oppas gebracht. Daar hebben ze veel meer speelgoed dan thuis en er wordt ook goed op haar gepast. Eline vindt het dus helemaal niet erg om daarnaartoe te gaan. Ze heeft ‘s avonds nog genoeg tijd om met papa en mama te knuffelen.

Alleen die andere kinderen zijn soms wel vervelend. Op school zit ze er ook al de hele dag tussen. Ze zijn gewoon altijd allemaal zo druk. Eline probeert ze meestal maar gewoon te negeren. Net zoals vandaag. Ze zit fijn met een pop te spelen, als er een ander meisje bij komt staan. Ze kent haar wel, het is Tessa, die wil altijd meespelen maar pakt dan gewoon het speelgoed af. Eline doet alsof Tessa er niet is en speelt verder. 
Tessa vraagt met een luide stem wat Eline aan het doen is.
“Dat zie je toch,” antwoordt Eline, misschien een beetje te bot.
Tessa wordt inderdaad boos: “Ik wil meespelen. Geef mij die pop!”
Eline wil de pop helemaal niet loslaten. Dan zegt de pop ineens: “Ik wil niet dat jij me aanraakt, jij bent stom!” Eline weet wel dat ze dat net zelf met een hoog stemmetje gezegd heeft, maar toch schrikt ze ervan.
Tessa weet ook even niet wat ze moet doen. “Wie denk jij wel niet dat je bent, jij bent een stomme pop!”
De pop laat zich niet tegenhouden: “Ik meen het. Ik wil niet met jou spelen. Het is veel leuker zonder jou.” Eline moet nu een beetje giechelen. Zoiets zou ze zelf nooit durven te zeggen, het is eigenlijk veel te stout.
Tessa staat met haar handen in haar zij op de grond te stampen: “Geef hier die pop! Ik wil haar hebben!”
Eline haalt haar schouders op: “Van mij mag het best, hoor, maar de pop wil niet.” Eline laat de pop wild met haar hoofd schudden: “Inderdaad! Ga weg! Laat me met rust!”
Tessa merkt nu dat de pop te sterk is en besluit toch maar ergens anders te gaan spelen. Blij knuffelt Eline de pop. “Wat ben ik blij dat jij er bent. Jij durft alles zo maar te zeggen.” Eline zet de pop voorzichtig op haar schoot, maar de pop zegt niets meer. Eline weet ook wel dat die pop eigenlijk nooit iets gezegd heeft. Ze heeft het allemaal zelf gedaan. Tevreden stopt ze de pop in bed.

De volgende dag op school is Eline een heel mooie tekening aan het maken met een rood potlood. Er zijn maar een paar rode potloden, dus Eline is ontzettend blij dat zij er nu eens eentje heeft.
Natuurlijk komt er al na tien seconden een jongen op haar af gestormd: “Ik ben een brand aan het tekenen. Ik moet dat rode potlood hebben!”
Eline denkt er niet aan om het potlood af te staan, maar die jongen is wel heel groot en eigenlijk is ze een beetje bang voor hem. Uiteindelijk geeft ze hem toch maar het potlood. Het is jammer, maar ze kan verder tekenen met roze of oranje. Maar wat gebeurt er dan?
Zodra de jongen het potlood vast neemt, begint het potlood heel hard te gillen: “Laat me los! Leg me terug! Ik was hier nog niet klaar! Ik wil bij Eline blijven!”
De jongen schrikt, laat het potlood vallen en rent weg. Tevreden pakt Eline het potlood op. Ze weet wel dat ze het eigenlijk met haar eigen stem had moeten zeggen, maar ze is wel heel blij met de hulp.

Als de tekening af is, mag Eline die aan de juf laten zien. “Dat is echt een heel mooie zeemeermin. En wat heeft ze prachtig rood haar.”
Eline is super trots. “Ik was even bang dat ik niet genoeg rood zou hebben, maar het is toch gelukt.”
De juf kijkt haar aan en geeft zelfs een knipoog. “Ik heb het wel gehoord, hoor, wat je allemaal tegen Lars geroepen hebt, maar ja, je hebt eigenlijk wel gelijk. Jij hebt ook recht op dat rode potlood. Bovendien kan een brand ook prima oranje en geel zijn, maar zeemeerminnen moeten echt rood haar hebben. Ik vind dat je het goed gedaan hebt, kleintje.”
Tevreden houdt Eline haar tekening vast. Ze vindt die andere kinderen ineens een stuk minder vervelend. Ze zal zich gewoon niet meer klein laten krijgen.

Copyright Delphine Verbeke – gebaseerd op werk met CC0 licentie

Reageer!