CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Een verliefde houthakker kwam moeder om hulp vragen. Zijn Truusje komt morgen op bezoek, maar hij is bang dat ze zijn huisje niet goed vindt. Moeder, Joris en Hondje gaan kijken en inderdaad, het huisje is vies.
Wanneer de houthakker weer het bos in is, tovert moeder: er komt een blauwe mist rond het huisje en dan wordt het helemaal schoon en opgeknapt…

De blauwe mist blijft echter rond het huisje hangen.
Moeder loopt er rond. Het gaat niet helemaal goed. Ze strekt haar armen uit en mompelt een toverspreuk.
Het huis begint te schudden en lijkt te krimpen.
“Moeder, wat gebeurt er?” roept Joris.
Moeder mompelt nog een toverspreuk en nog een.
Het huis wordt alleen maar kleiner en kleiner. Pas als het zo groot is als een hondenhok, trekt de mist op. Hondje loopt er vrolijk kwispelend omheen. Er is geen hond in de wijde omgeving die zo’n mooi huisje heeft. Hij vindt het geweldig.
“Hondje, hier,” roept Joris.
Moeder komt naast Joris zit en legt haar hoofd in haar handen.
“Het is niet zo goed gelukt.”
“Het is wel heel mooi geworden,” zegt Joris.

Woeoeoesj… Woeoeoesj klinkt het almaar harder en harder. De takken van de bomen zwiepen heen en weer of er een mini storm is opgestoken. Afgevallen bladeren draaien heftig in het rond. In het midden verschijnt een gestalte. Het woesj houdt op en daar stapt een mevrouw van haar bezem.
Ze lijkt helemaal niet op een heks. Ze draagt een lange gebloemde jurk en heeft een raar hoedje op; het lijkt wel of er bloemetjes uit groeien.
Moeder slaat haar hand voor haar mond.
“Elisa, Elisa, wat heb je nu gedaan?” zegt de mevrouw. “Dit is toch een veel te ingewikkelde kunst voor iemand die al zo lang geen heks meer is.”
Moeder knikt en zegt: “U heeft misschien wel gelijk mevrouw de oppertoverheks, maar ik wil de houthakker zo graag helpen.”
“Hoe had je hem uitgelegd dat je in een paar uur zijn hele huis verbouwd en opgeknapt hebt in je eentje?” vraagt de oppertoverheks.
Moeder schudt haar hoofd. “Daar heb ik niet aan gedacht.”
“Dat dacht ik al,” zucht de oppertoverheks.
“Ik begrijp dat je af en toe een klein toverkunstje wil doen. Maar je moet me beloven dat je zulke grote kunsten nooit meer doet?” Ze drukt haar lange neus tegen die van moeder.
Moeder zegt zachtjes: “Ik zal het nooit meer doen. Kunt u alstublieft het huis weer groot maken?”
De oppertoverheks kijkt naar het lieve kleine huisje en zegt: “Ik kan het alleen maar terug toveren naar hoe het was.”
“Dat begrijp ik,” zegt moeder.

En zo staat even later het huis van de houthakker er weer, zoals het een uur geleden ook was, vies en smerig.
Moeder, Joris en Hondje zitten er op een omgevallen boomstam naar te kijken.
“Hoe moet het nu verder?” zegt moeder. Ze heft haar handen omhoog. “Het duurt wel een week om dat huis in mijn eentje schoon te maken. En als toveren ook niet lukt, dan weet ik het echt niet meer.”
Moeder legt haar hoofd in haar handen. “Ik weet echt geen raad meer,” zegt ze.
Joris weet het ook niet.
Hondje blaft. “Wat zegt Hondje?” vraagt moeder.
“Hondje heeft een plannetje.”
“Ja ja,” zegt moeder. “Ik ken jullie plannetjes, kattenkwaad uithalen zeker?”
“Dat zouden wij nooit doen.”
Moeder moet er hartelijk om lachen.
“Goed dan, ga je gang maar.”
Op een drafje gaat Joris er vandoor met Hondje achter zich aan.

Moeder kijkt om zich heen. Wat moet ze hier nu mee en wat zal die arme, verliefde houthakker teleurgesteld zijn. Ze neemt een boterham uit de mand. Van al dat toveren heeft ze honger gekregen. Waar blijven Joris en Hondje nu?
Ze hoeft niet lang te wachten. Daar komen ze al aan. Ze zijn niet alleen, er huppelen, kruipen, springen, lopen, vliegen allerlei bosdieren om hen heen.
Moeder weet niet wat ze ziet. “Wat gaan jullie met al die dieren doen?”
“Wel,” zegt Joris. “Hondje had bedacht dat de dieren ons wel zouden willen helpen bij het opknappen van het huis van de houthakker. De houthakker zorgt heel goed voor het bos, daar zijn al de dieren hem dankbaar voor.”
“Wat een goed idee. Laten ze dan maar gauw beginnen.”

Binnen de kortste keren is het een drukte van belang. De mieren dragen al de kruimels naar buiten, de vos veegt met zijn lange staart de vloeren schoon. De konijnen ruimen de keuken op en de das likt de pannen schoon. De zwaluwen metselen het gat in het dak dicht. Spinnen weven prachtige gordijnen en hangen er dauwdruppels in die glinsteren in de zon. Ieder dier doet waar hij goed in is.
De eekhoorns bieden aan om te gaan schilderen, maar ze hebben geen verf. Hondje fluistert Joris wat in het oor. Joris kijkt in het rond en pakt een klein stukje boomstam.
“Moeder, kun je dit boomstammetje in een pot witte verf veranderen?”
“Oh,” zegt moeder. “Ik weet niet of ik nu al weer kan toveren?”
“Dit is toch maar een klein kunstje?” zegt Joris.
Moeder moet even nadenken, mompelt een toverspreuk en ja hoor: de boomstam verandert in een pot verf. Hè wat jammer nou, de verf is niet wit maar rood.
“Oeps, niet helemaal gelukt,” zegt ze.
“Maakt niet uit, probeert u het gewoon nog een keer. ” Joris haalt nog een paar stukjes boomstam.
Moeder gaat aan het werk en er komen een pot gele verf en een pot blauwe verf en een pot groene verf en ja, eindelijk een pot witte verf.
De eekhoorntjes dopen hun staartjes in de verf en gaan ijverig aan de slag.
De grauwe raamkozijnen krijgen een vrolijke rode kleur met een wit randje er langs. De voordeur wordt wit en het kleinste eekhoorntje, dat heel kunstzinnig is, schildert er een prachtige bloem op.
“Moeder, het huis gaat steeds meer lijken op het huis dat jij getoverd had,” zegt Joris.
Moeder klapt in haar handen en zegt: “Nu komt het allemaal goed! Dankzij de hulp van de dieren uit het bos.”

Als de houthakker aan het eind van de werkdag terugkomt, staat zijn huis te blinken en te pronken. Hij kijkt om zich heen, slaat zijn hand voor zijn mond. “Oh… Oh…” Meer weet hij niet te zeggen. Opnieuw lopen de tranen over zijn wangen en moet zijn rode zakdoek de tranen drogen.
“Moet je nu alweer huilen?” vraagt moeder.
“Mijn huis,” snikt de houthakker. “Het is zo mooi geworden. Het lijkt precies op het huisje waar ik ben opgegroeid. Waar mijn moeder mij ‘s avonds voor het slapen gaan verhaaltjes vertelde. Ze kon zulke mooie verhaaltjes vertellen.”
De grote houthakker snikt het uit.
“Stil maar, stil maar.” Moeder wrijft met haar hand over de brede, schokkende rug van de houthakker.

Dan loopt de houthakker om het huis heen en schudt met zijn hoofd. “Hoe is het mogelijk?” zegt hij.
Moeder lacht en zegt: “Ga maar eens binnen kijken.” De houthakker verdwijnt naar binnen. Moeder en Joris horen hem rondlopen.
“Er mist nog iets,” zegt hij als hij naar buiten komt en met grote stappen beent hij weg. Moeder en Joris kijken hem na.
“Waar gaat hij nu heen?” vraagt Joris.
“We zullen het zowel zien,” zegt moeder.
Niet veel later komt de houthakker terug met zijn arm vol bloemen. “Geplukt langs de oever van de beek,” zegt hij trots. “Bij ons thuis stond altijd een bos bloemen op tafel, mijn moeder hield van bloemen.” En weer lopen er tranen over zijn wangen.
“Ik denk dat Truusje het huis zo heel leuk zal vinden,” zegt moeder.
De houthakker knikt, bukt zich en geeft moeder een dikke zoen op haar wang. Moeder moet er van blozen.
“Kom Joris, we moeten terug naar huis,” zegt ze. “Vader komt zo thuis.”
De houthakker blijft zwaaien tot ze achter de bocht zijn verdwenen.

Reageer!