In een diep donker bos stond een hele grote eikenboom. En onderaan die eikenboom, daar waar in de stam een klein holletje was uitgespaard, woonde een kaboutertje. Dat kaboutertje heette Oelewoelewap. Wel een beetje een rare naam, maar toen het kaboutertje geboren werd, was dat het eerste wat in zijn mama opkwam.
Kabouter Oelewoelewap woonde al heel wat jaartjes tevreden in dat holletje onder in de stam van die grote eik. Hij vond het de mooiste plek in het bos. Hij had voor zichzelf een klein tuintje gemaakt met een beetje gras en wat vrolijke bloemetjes. Gele, rode en paarse bloemetjes. Op zonnige dagen zette hij zijn stoeltje buiten en ging lekker in de zon zitten. Kabouter Oelewoelewap hoopte ook op veel zonnige dagen. Want kabouter Oelewoelewap was een beetje een luie kabouter. Het liefst deed hij helemaal niets. Een beetje soezen, een beetje kletsen met zijn vriendjes, schommelen op een tak, dommelen in zijn stoel en dan weer lekker naar bed. Dat vond hij leuk. Maar kabouter Oelewoelewap hield helemaal niet van eten zoeken en zijn huisje schoonhouden en zijn kleertjes wassen. En het minst van alles hield hij van dingen moeten.
Gelukkig was kabouter Oelewoelewap wel een hele vrolijke kabouter. Het gebeurde maar zelden, dat hij chagrijnig was. Of boos. Of verdrietig. Meestal lachte kabouter Oelewoelewap en maakte hij grapjes of zong hij liedjes. Zijn vriendjes vonden het allemaal heel leuk om bij hem op bezoek te gaan, want kabouter Oelewoelewap verzon altijd wel een leuk spelletje. Of hij deed gewoon iets raars, waardoor ze toch weer om hem moesten lachen.
Kabouter Oelewoelewap had een heleboel vriendjes. Maar twee vriendjes waren toch wel heel bijzonder. Dat waren het eekhoorntje Ekipeki en het veldmuisje Trippeltrap. Het eekhoorntje Ekipeki woonde net als kabouter Oelewoelewap in de eikenboom. Maar dan wel helemaal bovenin. Die grote eik was net een flatgebouw. Het muisje Trippeltrap woonde een paar bomen verderop, waar hij een klein holletje in de grond had gegraven. Deze drie vriendjes maakten dikwijls het bos onveilig. Ze hadden dan samen de grootste lol.
~~~
Op een dag werd kabouter Oelewoelewap wakker. Hij merkte, dat hij zich nu al verveelde. Ekipeki was eten zoeken. Trippeltrap had zich in zijn holletje verstopt. Zijn kabouterhuisje was misschien wel een beetje rommelig en zijn tuintje moest nodig aangeharkt, maar toch verveelde hij zich. Hij had geen zin om eten te verzamelen voor de winter. Het was nog lang geen winter. Het was nog geeneens herfst. Het was nog steeds zomer.
Kabouter Oelewoelewap keek eens om zich heen en dacht toen: ik moet er gewoon eens uit.
Ja, dat was het. Kabouter Oelewoelewap moest er gewoon eens uit. Hij wilde vandaag iets anders om zich heen zien dan de bomen en de bloemen en de struiken van het bos. Kabouter Oelewoelewap ging op reis.
Kabouter Oelewoelewap haalde uit een hoekje op zolder zijn rugzakje en zette die midden op de tafel. Zo, dacht hij. Nu ga ik eens kijken wat ik allemaal mee wil nemen. Een schone onderbroek. Maar ook een hemdje, voor als het warm werd. En een zwembroek, want met mooi weer wilde kabouter Oelewoelewap wel zwemmen. Voor als het koud zou worden een lange broek en een dikke trui. Natuurlijk zijn tandenborstel en een beetje tandpasta en zijn pyjamaatje, voor als hij een nachtje weg zou blijven. Maar dan wilde hij ook een boek meenemen. En een spelletje, want misschien kwam hij iemand tegen die met hem wilde spelen. En naast de schoenen aan zijn voeten wilde hij een extra paar schoenen mee voor als hij zere voeten kreeg. Of laarzen, voor als het ging regenen! Maar dan moest er ook een regenpak in de rugzak. En o jee, kabouter Oelewoelewap had nog helemaal niet aan eten gedacht! Hij zou toch wel een paar boterhammen willen eten onderweg. En wat bekertjes melk drinken. Dat moest ook allemaal in de rugzak. Met wat kaboutersnoep voor tussendoor.
Kabouter Oelewoelewap had al zijn spulletjes uitgestald op de tafel. Naast de rugzak. Iets klopte er niet. De stapel met spulletjes was veel groter dan de rugzak. Dat kon er nooit allemaal in! Daar moest hij eens goed over nadenken.
Dat kon kabouter Oelewoelewap het beste in zijn tuintje. Hij liep naar buiten en ging in zijn stoeltje zitten. Het zonnetje scheen. Het gras leek groener dan ooit. De vogeltjes floten het hoogste lied. En kabouter Oelewoelewap peinsde zich suf wat hij in zijn rugzakje wilde stoppen.
Kabouter Oelewoelewap dacht en peinsde en piekerde. Hij kwam er niet uit. Kabouter Oelewoelewap kon niet kiezen. Tot hij om zich heen keek. Hij zag de bomen en de bloemen en de struiken. Hij hoorde de vogels en het ritselen van de kevers. Hij zag de lieveheersbeestjes in de lucht en de ijverige mieren op de grond. Hij voelde zonnestralen op zijn gezicht. En kabouter Oelewoelewap vond het ineens weer heel erg leuk bij zijn kabouterhuisje.
Hij zat nog een hele tijd in zijn tuintje. En toen hij weer zijn huisje binnenging, ruimde hij alle spullen op die hij in zijn rugzakje had willen stoppen. Dat kostte hem best veel tijd. Maar toen hij klaar was met opruimen en voor zichzelf een boterham had gesmeerd en een beker melk had ingeschonken, toen voelde hij zich weer heel blij en vrolijk.
Kabouter Oelewoelewap bleef lekker thuis vandaag.