Er was eens een eendje dat woonde in Eendenland, hier ver vandaan. Het eendje heette Maartje en woonde bij papa en mama Eend.
Toen, op een dag, lag er ineens een ei in het nest waar Maartje, papa en mama Eend woonden.
“Wat is dat?” vroeg Maartje zich af. Ze bekeek het vreemde ronde ding van alle kanten. Voorzichtig voelde ze er aan met het puntje van haar vleugels. “Mmm, beetje hard en koud. Wat zou het zijn?” verbaasde Maartje zich.
Mama en papa kwamen bij Maartje staan.
“Over een poosje krijg jij een baby broertje of zusje,” zei papa plechtig.
“Nu moet de baby nog even groeien in het ei,” zei mama met een lieve glimlach. “Oh, we kunnen haast niet wachten tot de baby geboren zal zijn!”
Het ging zoals mama gezegd had. Na een poos kwamen er barstjes in het ei. De baby werd geboren!
Mama sloeg haar vleugels om de baby heen.
“Oh, mijn lieve schatteboutje,” zuchtte mama met stralende ogen, “wat ben jij een lief
eendenkuiken!”
Papa sloeg zijn vleugels om mama en de baby heen. “Wat is ze mooi, ze heeft zo’n prachtig
snaveltje,” bromde hij trots.
Maartje keek eens goed naar de baby. Ze keek eens goed naar mama en ze keek eens goed naar papa. Toen holde Maartje zo hard ze kon naar de spiegel. Ze keek naar zichzelf. Hoe konden mama en papa die baby nou mooi en lief vinden?! De baby zag er helemaal niet mooi en lief uit, vond Maartje. De baby zag er rimpelig en rafelig uit en het snaveltje leek nog nergens op. Maartje staarde naar haar spiegelbeeld.
“Wat mankeert er aan mijn snavel? Die is toch veel mooier dan die van de baby? Wat mankeert er aan mij, ben ik niet een lief eendenkuiken dan?”
Langzaam gleed er een dikke traan over Maartjes wang.
“Mama kijkt nu heel anders dan toen de baby er nog niet was. Papa ziet mij niet staan. Ben ik wel hun kindje? Zijn zij wel mijn echte papa en mama? Ze zijn mij helemaal vergeten.”
Weer gleed een dikke traan over Maartjes wang. Maartje voelde zich heel erg verdrietig en alleen. Het zou vast nooit meer goed komen… Het was de schuld van die domme baby.
Maartje zuchtte diep. Het voelde alsof er een grote zware steen in haar buikje zat. Ze wilde het liefst…
“Maartje, waar zit je?” hoorde ze opeens.
Het was de stem van mama. Mama riep háár, Maartje!
“Maartje, mijn grote dochter, waar zit je?” riep papa.
Papa riep haar ook! Maartje voelde hoe haar hartje van blijdschap begon te bonzen. Ze misten haar – Maartje – en ze wilden haar vinden!
Op een holletje rende Maartje naar mama en papa. Kijk, mama keek met een stralende lach naar Maartje. En papa deed zijn vleugels wijd uit elkaar, zodat Maartje er met een sprongetje precies midden in terechtkwam.
Mmmm, nu papa zijn vleugels om haar heen vouwde, voelde Maartje zich weer helemaal lekker in een fijn holletje.
“Kom hier, mijn lieve grote dochter,” bromde papa. Hij knuffelde Maartje zó stevig dat ze er van moest giechelen.
“Bewaar ook een giecheltje voor mij,” lachte mama, terwijl ze Maartje kietelde met het puntje van haar snavel. “Nu we de baby zien, weten we weer precies hoe het was toen jij net uit het ei gekomen was. Jij was ook zo’n prachtig kuikentje! Zullen we jou de foto’s van toen eens laten zien?”
Maartje huppelde naar de kast waar het fotoboek lag. Daar had ze niet meer aan gedacht. Maar het was echt waar: er waren een heleboel foto’s van toen Maartje net uit het ei gekomen was!
Maartje keek heel goed naar de foto’s. Ze zag dat mama met een heel lieve glimlach naar het kleine kuikentje op de foto keek. Ze zag dat papa trots zijn vleugels om het kuikentje sloeg.
“Ben ik echt dat kuikentje?” vroeg Maartje.
“Wat denk je?” glimlachte papa. “Wie zou het anders moeten zijn? Jij bent ons kindje en dat zijn jouw babyfoto’s.”
“Zie je dat jij daar net zo’n prachtige baby bent als ons nieuwe kuikentje?” vroeg mama, terwijl ze Maartje een kusje bovenop haar hoofdje gaf. “Nu hebben we twéé lieve kindjes: een grote en een kleine!”
Maartje moest er van zuchten. Het leek wel of de grote zware steen die in haar buikje zat ineens verdwenen was. Met een sprongetje wipte ze van de bank. Ze holde naar het nest met het kuikentje toe.
“Hoi lief kuikentje,” riep ze vrolijk. “Weet je wel dat ik je grote zus ben? Ik vind jou lief!”
En ze drukte voorzichtig een kusje op het piepkleine bolletje van het kuikentje.