Ergens in Nederland woont een meisje, Marijn, dat altijd wordt geloofd. Ze weet zelf ook niet waarom het zo is dat men haar altijd gelooft, maar ze vindt het wel heel fijn. Ze vindt het ook heel fijn om een kleuter te zijn. Ze heeft veel tijd om te spelen en om met haar mama en papa te knuffelen.
‘s Avonds eten ze spruitjes. Dan vindt Marijn dan weer niet zo leuk, maar gelukkig gelooft mama haar. Ze mag er twee proeven en als ze die niet lekker vindt, hoeft ze niet meer verder te eten. Nieuwsgierig neemt Marijn een hap. Met appelmoes is het zo erg nog niet. “Vandaag wil ik vijf spruitjes,” zegt Marijn.
Daar zijn mama en papa heel blij mee en na het eten wordt er dan ook flink geknuffeld.

Daar in datzelfde dorpje in Nederland woont ook een jongen, Joris, die nooit wordt geloofd. Hij weet zelf niet waarom het zo is, maar hij is wel bang dat het zijn eigen schuld is. Misschien is er wel iets mis met hem. Hij vindt het eigenlijk ook niet zo leuk om een kleuter te zijn. Grote mensen zeuren sowieso al veel, maar bij hem is het wel heel erg. Ze hebben altijd wel iets te zeuren over zijn haar, zijn speelgoed. Het is altijd wel wat.
Die avond eten ze bij Joris thuis ook spruitjes. Nog voor zijn moeder heeft opgeschept, is ze al aan het zeuren: “Omdat je vijf bent, moet je nu ook vijf spruitjes eten. Zonder klagen. Ik wil geen smoesjes horen, hoor. Je eet gewoon je bord leeg.”
Joris doet dapper wat zijn moeder wil, maar van binnen is hij wel een beetje verdrietig. Hij vindt het best moeilijk dat er blijkbaar iets mis met hem is. Dat iedereen zo gemeen tegen hem is.

De volgende dag gaan Marijn en Joris allebei naar school. Ze zitten in dezelfde klas.
Marijn wil een tekening meenemen om aan de juf te geven, maar op weg naar school waait die tekening ineens weg. Marijn vindt dat heel jammer en is dan ook een beetje verdrietig als ze de klas binnenkomt. De juf komt bij haar zitten. “Wat is er, kleintje?” Marijn vertelt wat er gebeurd is. De juf is toch dankbaar. “Het gaat niet om de tekening, maar om het gebaar. Ik vind het lief dat je iets voor me hebt getekend.”

~~~

‘s Middags gaan de kleuters knutselen. Joris is heel druk bezig met een groot kasteel. De vier torentjes zijn gemaakt van wc-rolletjes. En die wil Joris nu rood schilderen. Voorzichtig tilt hij de beker met verf op, maar dan valt die ineens zo maar uit z’n handen. Joris schrikt ervan.
De juf komt direct naar hem toe: “Waarom doe je dat nu toch?”
Joris haalt zijn schouders op. “Per ongeluk.”
De juf wordt boos. “Dat geloof ik niet. Volgens mij doe je dat expres. Je weet heel goed dat je voorzichtig moet zijn!”
Joris schaamt zich vreselijk. Het was echt een ongeluk.

Marijn heeft het allemaal gezien. Ze let altijd goed op Joris, omdat ze vindt dat hij heel goed kan knutselen. En nu vindt ze het toch wel zielig voor hem. Dapper gaat ze naar de juf. “Ik denk dat Joris die verf echt per ongeluk heeft laten vallen. En ik denk ook dat hij nu verdrietig is.”
Verbaasd kijkt de juf haar aan. “Als dat zo is, ben ik best gemeen tegen hem geweest.”

De juf komt opnieuw naast Joris zitten. Joris wordt bang dat hij weer iets verkeerd heeft gedaan. “Sorry, Joris, dat ik zei dat je de verf expres hebt laten vallen. Dat was gemeen. Dat had ik niet mogen zeggen.”
Joris weet niet wat hem overkomt. Hij is zo verbaasd dat hij ervan moet huilen. Marijn vindt dat ze Joris moet troosten. Ze begint hem te knuffelen. Dan knuffelt de juf hen allebei. Joris zit middenin de knuffel en voelt zich nu heel goed. Misschien is er toch niets mis met hem.

Copyright Delphine Verbeke

Marijn besluit dat ze vanaf vandaag altijd dicht bij Joris zal blijven. Ze weet niet waarom het zo is dat zij altijd geloofd wordt. Ze weet ook niet waarom het zo is dat Joris nooit geloofd wordt. Maar als ze bij elkaar blijven, kan zij Joris een beetje helpen.

En zo komt het dus, dat daar in dat dorpje in Nederland, vanaf vandaag twee kleuters wonen die samen altijd worden geloofd.

Reageer!