Mama heeft Stijn meegenomen naar het grote speelpark. Het ligt aan de andere kant van de stad en is best ver lopen. Maar Stijn vindt het zo leuk als ze erheen gaan! Ze hebben schommels en een wip en een zandbak…
En een echte vijver. Met eendjes. Die ligt helemaal aan de rand van het park, bij het bos. Mama neemt wel eens brood mee om de eendjes te voeren. Maar vandaag zit Stijn lekker in de zandbak te spelen. Hij is zo druk aan het spelen dat hij vergeet op mama te letten. Want waar is mama nou? Stijn kijkt om zich heen. O, daar gaat mama in haar lichtblauwe jas. Helemaal bij de eendjes.
Stijn rent er gauw naartoe. Maar als hij bij de eendjes aankomt, ziet hij niemand. Alleen maar eendjes. Hoe kan mama nou zo snel verdwenen zijn? Dan kijkt hij eens goed naar de eendjes. Eén eendje heeft een stuk lichtblauwe stof op zijn rug.
“Mama!” roept Stijn. Natuurlijk: mama is in een eend veranderd! Hoe kan ze anders zo snel weg zijn?
“Mama, ben je een eend?” vraagt Stijn. Hij kijkt de eend aan. Maar die kijkt alleen wat dommig terug en zegt verder niks. Dan wordt Stijn toch wel een beetje verdrietig.
“Mama, zeg nou wat!” jammert hij.
“Kwaaak!” zegt de eend opeens. En dan vliegt ze weg. Hoog de lucht in, richting het bos.
“Nee, mama, kom terug!” huilt Stijn en hij rent het bos in. Hij blijft rennen tot hij haar niet meer ziet. En opeens staat hij stil, midden in het bos. Hij kijkt om zich heen. Hij ziet alleen maar bomen.
“Mamaaaa!” roept hij nog een keer. Maar het blijft stil. Mama de eend is weg en verder ziet hij ook niemand. En net als hij weer wil gaan huilen, zegt opeens een stemmetje: “Niet huilen, jongetje.”
Stijn kijkt om zich heen, maar hij ziet niemand.
“Hier beneden,” klinkt het.
Stijn kijkt naar beneden en ziet een wit konijntje.
“Zei jij dat, konijntje?” vraagt Stijn.
“Ja,” zegt het konijntje, “en ik heet Karel.”
“Hallo Karel,” zegt Stijn. “Ik heet Stijn.”
“Hallo Stijn,” zegt Karel. “Waarom huil je zo?”
“Nou,” zegt Stijn, “ik was met mijn mama naar het park en toen veranderde ze in een eend. En toen vloog ze hierheen en nu ben ik haar ook kwijt.” Stijn kijkt weer heel verdrietig.
“Misschien kan ik wel helpen,” zegt Karel. “Ik weet de weg naar de vijver. Misschien is je eendmoeder daar wel weer naartoe gevlogen.”
“Ja, misschien wel,” snikt Stijn.
“Oké, laten we dan gauw gaan,” zegt Karel. “Deze kant op,” zegt hij en hij hupt weg.
Stijn loopt snel achter hem aan.
“Waarom kan jij praten, konijntje?” vraagt hij aan Karel.
“Alle beestjes kunnen praten,” antwoordt Karel. “Maar alleen als kinderen ons heel hard nodig hebben.”
Stijn kijkt hem verwonderd aan. “Kan onze poes Fleurtje dan ook praten? Ze heeft nog nooit iets gezegd behalve ‘miauw’.”
“Ja hoor,” zegt Karel, “maar alleen als jij haar nodig hebt. En als er geen volwassenen bij zijn, natuurlijk.”
O, dat was het natuurlijk. Meestal is mama gewoon thuis.
“Karel?” vraagt Stijn. “Waarom is mijn mama in een eend veranderd?”
“Dat weet ik niet, Stijn,” zegt Karel. “Misschien is ze altijd wel een eend geweest. En misschien heb je haar nu niet meer nodig.”
“Ik heb haar wél nodig!” roept Stijn. “Ik wil mijn mama!” En hij rent weg van Karel, dwars door de struiken. En opeens staat hij weer voor de vijver. Maar er zwemmen geen eenden in de vijver. Even wordt Stijn weer verdrietig, maar dan hoort hij: “Stijn!”
Hij kijkt op en het is zijn mama! Ze komt op hem afgerend, helemaal langs de grote vijver. Stijn rent naar haar toe. Hij is zo blij als ze hem een knuffel geeft.
“Stijn, waar was je nou?” vraagt mama. “Ik was je opeens kwijt.”
“Ik liep achter je aan,” zegt Stijn. “Eerst ging je naar de vijver en toen was je een eend en toen…”
“Wacht even, was ik een eend?” vraagt mama.
“Ja, en toen vloog je het bos in,” antwoordt Stijn.
“Maar gekke jongen, ik ben toch geen eend. En ik was toch gewoon hier?” lacht mama.
“Nee, je vloog het bos in! En toen kwam ik een konijn tegen en die hielp mij weer terug naar de vijver te komen,” vertelt Stijn. Hij wijst richting de rand van het bos, maar Karel staat er niet.
“Nee joh, konijntjes kunnen niet praten,” zegt mama. “Maar ik ben wel blij dat je weer terecht bent.”