In onze straat wonen een heleboel katten. Rode, zwarte, met streepjes, bonte, dikke, dunne, lieve, kwaaie, slimme en een beetje domme.
In het gezelligste huis van de straat woont Boris de kater. Het liefste ligt Boris te slapen op het balkon, in de zon. Is er geen zon, dan zit Boris binnen, en moet hij iets anders verzinnen.
Het regent. Boris zit in de woonkamer. Bij het aquarium. Hij kan uren lang kijken naar de vissen. Oranje, zwarte, zilveren, lange, ronde, stille en erg drukke. Heen en weer, heen en weer zwemmen de vissen. Boris vindt dat heel leuk.
Boris de kater heeft buiten gelopen. Hij moet zijn pootjes wassen. Als hij klaar is met likken, springt hij op het aquarium. Het deksel van het aquarium is lekker warm. Boris houdt van een warme plek om lui te liggen. Maar of dat zo slim is?
Boris slaapt. Hij draait zich langzaam op zijn rug. Kijk ‘s: Boris zijn pootjes bewegen alsof hij achter een muis aanrent.
Boris wil de muis pakken, hij draait zich om en… plof! Hij rolt zomaar van het aquarium af.
Boris landt op zijn vier pootjes en kijkt verbaasd om zich heen.
Hoe kan dat nu, denkt Boris. Ik droomde dat ik een muis te pakken had en toen vloog ik door de lucht.
Boris zit zich alweer te likken. Zijn pootjes, zijn kop en zijn buik. Dat doen katten als zij een beetje geschrokken zijn. Gelukkig heeft hij zich geen pijn gedaan.
