De specht

-

In een heel groot bos woonde eens een oude wijze specht. Hij woonde daar al vele jaren en als andere vogels problemen hadden, gingen ze altijd even langs bij de oude specht. Omdat hij al zo oud was, had hij al veel meegemaakt. Hij wist dan ook heel veel en daarom kon hij de andere vogels in het bos vaak goede raad geven.

De specht woonde in een oude berkenboom. In die berk had hij bijna zijn hele leven al gewoond. Nu, dat kon je aan die berk dan ook wel zien: zijn stam was hier en daar gespleten. Bladeren had hij al een paar jaar niet meer. Nee, het ging niet zo goed met de specht zijn woonboom.
Als het stormde ging de specht altijd snel naar buiten. Vanuit een andere boom keek hij dan angstig toe of zijn boom de storm wel weer zou overleven. Gelukkig was het tot nu toe altijd nog goed gegaan.

Op een dag kwam er weer eens een vogel langs. Het was een merel.
Hij vroeg aan de specht: �Mijn hele nest zit vol mieren, wat kan ik daar nu tegen doen?�
De specht dacht even na en toen wist hij een oplossing. Hij zei: “Als je hiervandaan langs het pad daarginds vliegt, dan kom je bij een eiken­bos. Onder de eerste eik woont een miereneter. Vraag die maar eens of hij je wil helpen.� De merel vloog meteen naar het eikenbos toe. En ja hoor, al gauw had hij het hol van de mieren­eter gevonden. Het dier was gelukkig thuis.
De merel vroeg: “Meneer de miereneter, kun je bij mij niet een paar honderd mieren komen opeten?�
“Dat is goed, ik ga wel even mee,� zei de miereneter. Samen gingen ze op weg.

Wat ze niet in de gaten hadden, was dat het weer aan het veranderen was. Eerst was de lucht nog prachtig blauw geweest, maar nu was de lucht bijna donkergrijs! De wind, die je eerst bijna niet voelde, was veel harder gaan waaien. Aan de horizon zag je van die wolken, die meestal onweer met zich meebrengen. Er was storm op komst.

De oude specht had het wel gezien. Hij was zijn nest in de holle berk al uitgevlogen. Nu zat hij op een tak van een stevige beuk naar zijn nest te kijken. De storm nam toe in kracht. Harde rukwinden rukten aan de takken.

De merel en de mieren­eter waren nog onderweg naar het merelnest. De miereneter was een vrij stevig beest. Die had geen last van de wind, maar de merel kon al bijna niet meer vliegen. Steeds werd hij een andere kant opgewaaid. Daarom ging de merel ook maar over de grond lopen.

Toen ze een paar meter bij het spechtennest vandaan waren, kwam er een geweldige rukwind. De takken van de oude berk bogen ver door en één tak brak zelfs af! De miereneter kon nog net op tijd opzij springen. De merel was van schrik opgevlogen en tien meter verder bijna tegen een boom ge­waaid. Hij keek geschrokken om zich heen, zag toen dat de miereneter ook nog gezond was en samen liepen ze verder.

Toen klonk er opeens een hevig gekraak. Ze keken omhoog en zagen nog net, hoe de oude berk precies op de plaats van het spechtennest doormidden brak. De specht zag ook hoe zijn huisje vlak voor zijn ogen werd vernield. De tranen stonden in zijn spechtenogen. Wat moest hij nu beginnen? Hij was al zo oud. Zijn snavel was lang niet zo scherp en zo hard meer als toen hij nog jong was. Als jonge specht kon hij wel vijf nesten in één jaar hakken. “Makkie,� zei hij toen. Maar nu? Hoe kwam hij ooit aan een nieuw nest?

De merel riep naar boven, naar de specht: �We zullen je wel helpen, hoor, beste oude raadge­ver! Ik weet alleen nog niet hoe.�

Samen liepen de merel en de miereneter naar het merelnest.
En inderdaad, er kropen honderden mieren in het nest rond! Toen de mieren de miereneter zagen, renden ze zo hard ze konden het nest uit. De miereneter rende erachteraan, gevolgd door de merel. Dat ging zo een poosje door. Tot de miereneter buiten adem zei: “Merel, ik kan niet meer! Ik ben moe van al dat rennen. Ik ga even een dutje doen.�
Twee minuten later was de miereneter al in een diepe slaap.

De merel ging nog even bij de specht kijken. Die zat nog steeds met verwaaide veren op de beukentak stil voor zich uit te staren. De merel kon het niet langer aanzien. Plotseling kreeg hij een idee! De wind was gelukkig weer gaan liggen. De merel riep al zijn merelvrien­den bij elkaar. “Jullie moeten allemaal naar een andere kant van het bos vliegen en goed kijken of je ergens een specht ziet. Die moet je dan vragen naar het nest van de oude specht te komen.�

En zo gebeurde het. De merels vlogen alle kanten op en een poosje later kwam de eerste specht al aangevlogen. Daarna een tweede en een derde en zo ging het maar door. De oude specht mocht een mooie boom uitkiezen en daarna gingen de spechten om de beurt aan het werk. Als er een moe werd, nam een andere specht het over. Nog voor het avond was, was het nieuwe nest klaar! En daarin heeft de oude specht nog vele jaren gewoond.

Vorig artikel
Volgend artikel

Reageer!