Zacharias Zuurmond riep zijn zoon bij hem. Zacharias was directeur en eigenaar van de augurkenfabriek in Zuurdijk. Morgen zouden er zakenrelaties langskomen en Zacharias moest juist die dag zelf weg. Zijn zoon Pepijn moest de gasten maar ontvangen en rondleiden. Het ging er nogal saai en zuur aan toe daar in dat Zuurdijk. Alles was er saai en zuur. Er werd nooit eens gelachen of een grapje gemaakt. Neen, dat deed je niet in Zuurdijk.
“Pepijn”, zei Zacharias op zure toon, “morgen komt de heer Zoetekauw uit Soesterberg met zijn dochter. Zij komen zuur uitzoeken voor hun banketbakkersslaatjes. Zij willen alleen het beste zuur dat er is en dus komen ze naar onze fabriek.”
‘Het beste zuur komt van Zuurmond’, dat stond er op de gevel van de fabriek en ook op de etiketten van de potten met augurken en andere zuurwaren, zoals zilveruitjes, rode pepertjes en paprikastukjes en ook Amsterdamse uien; van die grote gele zure uien.
“Pepijn”, ging Zacharias verder, “trap niet in die zoete praatjes van die lui. Het zijn zoete klefferikken! Je laat ze zien waar ze voor komen en dan is ‘t uit, geen koffie en thee en zoete broodjes bakken, hoor je, en zeker geen korting!”
“Ja pa”, zei Pepijn op zeurderige toon (omdat zijn vader zo zuur deed).
“Nou, dan ga ik maar, tot morgenavond en doe die koekenbakker de groeten van mij!”
Weg was Zacharias.
Die avond was Pepijn alleen thuis. Zijn vader en moeder leefden niet meer samen. Hun zure huwelijk was al snel over en Zacharias had zijn hele leven letterlijk en figuurlijk in de augurken gestoken. Pepijn was daarin een beetje meegegroeid en ging na zijn schooltijd ook “in de augurken“. Hij wist niet beter en was tevreden met zijn nogal zure leven, maar dat zou snel veranderen…
De volgende dag was Pepijn vroeg wakker. Hij moest vandaag meneer Zoetekauw en zijn dochter ontvangen. Zuurmond moest een goede indruk maken op Zoetekauw en Pepijn was toch een beetje nerveus.
De werklui in de fabriek waren druk aan het werk toen Pepijn naar het kantoortje liep, waar zijn vader altijd zaken deed.
“Goedemorgen, goedemorgen,” knikte hij minnetjes naar links en rechts terwijl hij de werklui passeerde.
Ook zij knikten terug en gingen snel weer door met hun werk. Pepijn’s vaders stond er om bekend erg streng te zijn en absoluut geen tijd te willen besteden aan praatjes met werklui. Daardoor wist Zacharias ook niet precies hoe zijn personeel over hem dacht en dat interesseerde hem waarschijnlijk ook niets. Hij was toch al zuur. Pepijn echter had wel het idee af en toe een praatje te maken, maar durfde dat niet echt, vanwege zijn nogal zure vader. Zacharias wilde vooral veel zuur produceren, en praatjes maken hoorde daar niet bij.
Pepijn nam plaats achter het grote groene bureau en wachtte het telefoontje van de secretaresse af. Ondertussen dronk hij het kopje koffie dat hij had gehaald in de kantine.
“Getsie”, mopperde Pepijn, “dit is wel een heel straf bakje koffie.”
Hij trok er een zuur gezicht bij en deed een extra schepje suiker in zijn koffie.
“Zo, dat is beter.”
De telefoon ging.
“Met Pepijn.”
De stem aan de andere kant meldde Zoetekauw en zijn dochter.
“Ja, ja, goed, stuur maar door.”
Ze kwamen eraan, Zoetekauw en zijn dochter. Zou hij een goede indruk maken? Alles stond netjes klaar, de proeverij, allerlei soorten zuur op de tafel om te proeven, brood, water om te spoelen, servetjes en Pepijn in zijn beste pak. Wat kon er nog misgaan?
De deur ging open, daar was Zoetekauw met zijn dochter.
“Goedemorgen meneer Zouwtekoe,” Pepijn stak zijn hand uit.
Meneer Zoetekauw schoot in de lach. Pepijn, nogal nerveus, begreep het niet.
“Ehm, wwat, heb ik iets verkeerds gezegd?”
“Nee hoor,” lachte meneer Zoetekauw.
“Neemt u alstublieft plaats,� Pepijn wees meneer Zoetekauw en zijn dochter de stoelen voor het bureau.
“Oh, wat een mooi bureau,” zei de dochter, “net de kleur van een augurk, wat grappig!”
“Ja, dat is ook de bedoeling,” zei Pepijn droog.
“Dit is mijn dochter Madeleine,” zei meneer Zoetekauw.
Pepijn gaf ook Madeleine een hand. Â Madeleine was een leuke, vrolijke en frisse meid met mooi lang lichtbruin haar en groene ogen. Zoetekauw zelf was helemaal zoals je je een banketbakker voorstellen zou: een grote man met een dikke buik, grote handen, een bijna kaal hoofd en een gulle glimlach op het gezicht.
“Madeleine, wil jij de proeverij doen? Jij hebt een uitstekende smaak,” Zoetekauw lachte erbij.
“Loopt u maar mee.” Pepijn liep vóór Madeleine uit naar de tafel, waar de zuurwaren stonden. Er lagen kaartjes bij de verschillende schaaltjes en er stond een glaasje met cocktailprikkertjes. Madeleine pakte een prikkertje en ging naar het eerste bordje. Een stukje augurk prikte ze eraan en stak het in haar mond.
“Mmmmmm, echt lekker zuur, maar ook een beetje zoet en zout, precies goed”, zei ze.
Hierna kauwde ze een stukje brood en nam een slokje water. Pepijn stond er een beetje stijfjes bij. Hij wist zich geen houding te geven. Zouden Zoetekauw en zijn dochter de ‘zuurwaren’ goed genoeg vinden?
“Kijk Pap, dit is nog eens een Amsterdamse ui.”
Ze stak de zure ui aan het prikkertje en deed deze in één keer in haar mond. Het onvermijdelijke gebeurde en Madeleine verslikte zich in de nogal gladde ui. Ze hapte naar adem en boog zich voorover, om zich aan de rand van de tafel vast te grijpen. Ze greep het tafelkleed dat, met alle uitgestalde etenswaren erop, weggleed en Madeleine viel op de grond. Door de klap schoot de Amsterdamse ui gelukkig haar keel uit. Het vloog door de lucht en kwam op het augurkenbureau terecht.
Pepijn stond met open mond te kijken naar wat er gebeurde en Zoetekauw rende naar zijn dochter om haar te helpen.
“Nou, zeg het moet niet gekker worden”, zei Pepijn droogjes.
“Gaat het Madeleine?”
“Ja, Pap”, zei ze. Ze zat nog steeds op de grond en de tranen liepen over haar gezicht van het hoesten en daarna schoot ze onbedaarlijk in de lach. Haar vader lachte mee.
“Zag je dat, die ui, die ging zo en…” ze maakte er een gebaar bij en wees naar het bureau.
“Die ui, die ligt daar, op dat augurkenbureau.”
Ze keek naar Pepijn, “sorry hoor, maar ik deed het niet expres!”
Madeleine stond op en bekeek haar jurk eens.
“Ik ruik helemaal zuur, gedver!”
“Ja, dat is niet zo gek”, zei Pepijn droogjes. “Meneer Zoutekauw, de stomerijkosten zijn natuurlijk voor Zuurmond.” Pepijn deed zijn uiterste best om de situatie te redden.
“Uiteraard”, zei Zoetekauw en lachte er weer bij.
Pepijn kreeg het behoorlijk warm in zijn pak en hielp Madeleine op een stoel. De hele presentatie verpest, wat nu? Wat viel er trouwens te lachen, het was al erg genoeg allemaal.
“Meneer Zoetekoei, nu wil ik toch wel eens weten, er is hier van alles aan de hand en u zit maar te lachen! U moest zich schamen. Wij doen hier ons best en moet u nu toch eens kijken wat een bende het hier is. Alles stinkt en…”
“Geen paniek meneer Zuurmond junior, er is niets aan de hand. U bent alleen een beetje zenuwachtig, en nu mijn dochter zich per ongeluk verslikt heeft, denkt u dat alles verpest is? En noemt u me nu gewoon eens Zoetekauw, ik heet geen Zoutekoei of Zoutekauw!”
“Oh, pardon, heb ik dat echt gezegd?”
“Ja,” zei de bakker, “dat heeft u echt gezegd,â€� en hij knikte erbij.
Pepijn vond zichzelf behoorlijk stom en keek Madeleine aan. Ze schoten gelijktijdig in de lach. Pepijn kreeg van de zenuwen de slappe lach en de bakker en zijn dochter lachten beiden mee.
De secretaresse kwam even kijken of alles wel goed ging in het kantoor.
“Meneer Pepijn, wat een rommel, wat is hier aan de hand?”
“Oh, niets hoor, u kunt weer gaan.”
Hij duwde haar de deur van het kantoor uit en schoot weer in de lach. Nadat ze uitgelachen waren, wilde Zoetekauw wel zaken doen en tekende een contract voor het leveren van augurken en Amsterdamse uien voor één jaar met een korting van tien procent.
Pepijn ging de bestellingen steeds zelf brengen bij Zoetekauw in Soesterberg, om Madeleine te kunnen zien. Hij vond Madeleine een superleuke meid en de zure Pepijn veranderde langzamerhand in een vrolijke grapjas. Het werkte aanstekelijk en in de fabriek van Zuurmond werd het ook steeds gezelliger. Alleen Zacharias bleef de knorrepot, die hij altijd al was geweest.
Na één jaar heen en weer reizen met augurken en uien vond Pepijn het wel genoeg en vroeg Madeleine of ze met hem wilde trouwen. Dat wilde ze heel graag. De trouwerij werd één groot feest in de zuurfabriek van Zuurmond. Zoetekauw zorgde voor een supergrote bruidstaart en Zuurmond verzorgde natuurlijk alle hapjes.
De fabriek ging later ook van die lekkere banketbakkersslaatjes maken; het recept kwam van Zoetekauw en de garnering van Zuurmond. De fabriek heet tegenwoordig ‘Zuurmond & Zoetekauw’ en op de gevel staat:  ‘het beste zoetzuur en niet duur’.