“Mama! Ik ben thuis!” Vrolijk komt Lex de kamer binnengelopen. Zijn haren zijn nog nat van de zwemles. “Ik heb onder water gezwommen, helemaal door het gat heen! En volgende keer gaan we oefenen met kleren aan.”
Mama zet twee grote glazen drinken en twee koekjes op tafel. “Dan zal je wel honger gekregen hebben!”
Lex neemt een grote hap. “Hmmmm!” grijnst hij met volle mond.
“Lekker! Koekjes!” Ook Lot komt aan tafel zitten. Ze neemt een hap van haar koekje en kijkt Lex geheimzinnig aan. “Ik heb iets heel bijzonders.”
Lex’ ogen worden groot. “Wat dan? Ik wil ook!”
Lot strijkt met haar vingers langs haar kin en doet alsof ze heel diep nadenkt. “Oké dan. Maar het is heel gevaarlijk hoor, dus je moet wel precies doen wat ik zeg.”
Snel eten Lot en Lex hun koekje op.
“Het staat achter de bank.”
Lot pakt Lex bij zijn hand en neemt hem mee. Op de grond achter de bank staat een grote, lege doos.
“Tada!” Trots wijst Lot naar de doos.
“Huh?” Lex kijkt verbaasd naar Lot. “Maar dat is alleen maar de doos waar de nieuwe wasmachine in zat.”
“Kijk eens goed.” Lot zucht. “Het is niet zomaar een doos.”
Lex kijkt nog een keer goed. Naast de doos ligt een doosje met stiften. Nu pas ziet hij dat Lot op de doos gekleurd heeft. Rood met gele vlammen staan op de zijkanten en op de voorkant zitten glitterstickers.
“Oh, ik zie het al. Het is een versierde doos.” Lex is opgelucht. Hij vindt het helemaal niet leuk als hij iets niet begrijpt.
Lot zucht nog een keer diep. “Nee, suffie, jij snapt er niets van. Het is een tijdmachine.”
Nu is Lex in de war. “Wie is Thijs? En waarom heeft hij een machine?”
“Een tijd-machine.” Lot spreekt het woord nu extra duidelijk uit. “Daarmee kun je in de tijd reizen.”
Dat lijkt Lex wel wat. “Dan wil ik naar de Efteling en in de droomvlucht en in de draaimolen en in de oude auto’s.”
“Nee-ee!” Stiekem heeft Lot er spijt van dat ze haar tijdmachine met Lex heeft gedeeld. Hij snapt er écht helemaal niks van. Soms is hij net een baby. Lex kan nog niet eens zijn eigen naam schrijven en Lot gaat al naar groep drie.
Lex trekt een pruillip. “Hoezo niet? Jij vindt de Efteling toch ook leuk?”
“Natuurlijk, maar met een tijdmachine kun je alleen maar terug of vooruit in de tijd, niet naar andere plekken,” legt Lot uit op haar juffentoon.
“Oh, nu snap ik het.” Lex wrijft met zijn hand over zijn kin. “Maar hoe werkt dat dan?”
“Doe mij maar na!” Lot gaat in de doos zitten.
Lex doet haar na en gaat achter haar zitten. Lot maakt machine geluiden en Lex doet vrolijk mee. “Priet, krrrrr, ploink. Priet, krrrrr, ploink. Priet, krrrrr, ploink.”
“Tuut tuut! We zijn er!” roept Lot dan.
Lex kijkt verbaasd om zich heen. “Maar we zijn nog steeds thuis.”
“Natuurlijk zijn we nog thuis, dat had ik toch al gezegd?” Lot zucht diep. “We zijn terug in de tijd gegaan, let maar eens op.”
Lot en Lex lopen naar de keuken. Mama is de wortels voor het eten aan het snijden.
“Mama, mogen we een koekje?” vraagt Lot met haar liefste stem.
Mama kijkt verbaasd. “Jullie hebben net al een koekje gehad.”
“Nee hoor. Wij zijn met onze tijdmachine terug in de tijd gereisd, dus we hebben nog geen koekje gehad.”
Lachend kijkt mama Lot en Lex aan. “Vooruit dan maar, kleine tijdsreizigers van me.” Ze geeft Lot en Lex allebei een koekje. “Maar daarna moeten jullie weer terug naar het nu, want anders missen jullie zo nog het avondeten. We eten vissticks met wortels en appelmoes en dat zouden jullie toch niet willen missen!”
“Lekker, vissticks!” roepen Lot en Lex tegelijk en samen rennen ze snel terug naar hun tijdmachine.