Vosje woont in een huisje met een dak van mos.
Hij is een echte vos, want hij houdt van graven.
Hij houdt van stoute dingen.
Maar ook heel erg van zingen.
Het liefste gaat hij alle dagen.
Van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat de kippen op jagen.Â
Maar nee, vandaag niet.
Want vandaag is de dag
Dat Vos voor het eerst alleen met zijn vriendjes naar het meertje mag.
Vos die kijkt heel blij en tevree.
En denkt wat moet er eigenlijk allemaal mee.Â
Hij loopt naar de badkamer en pakt alvast
Zijn handdoek, borstel en Shampoo uit de kast.
Dan kijkt hij naar de wastafel en daar staat zijn tandenborstel op de hoek.
Op de grond ligt nog een onderbroek.Â
Hij doet ze allemaal in zijn tas.Â
Hij pakt nog een opblaaseend, een bal, en ow denkt hij ook nog een trein.Â
Hij trekt zijn jas aan
En is klaar om te gaan.Â
Maar owjee,
Hij krijgt zijn tas niet mee.Â
Vos denkt hoe kan dat nou, en kijkt om.Â
Vosje vosje vos zegt hij tegen zichzelf wat ben je toch dom.Â
Dit kan toch niet allemaal mee.Â
Hij maakt zijn tas open.Â
En denkt wat heb ik nu allemaal nodig.Â
Een borstel? Nee die kan weg.Â
En de trein en de bal kan ook weg.Â
Alleen de handdoek , onderbroek, opblaaseend, en zwembroek mogen mee.Â
Nu kan de tas wel om,
Vos kijkt tevree.Â
Dan hoort hij gepiep ,
Vos, piept muis, mag ik ook mee?
Muis heeft zijn zwembroek al aan
En is klaar om te gaan.Â
Tuurlijk mag je mee, zegt Vos.Â
Dan gaat de deurbel: het zijn egeltje Mos,
en das.Â
Vos is helemaal in zijn sas.Â
Hij is zo ontzettend blij.Â
Samen lopen ze naar het meertje.
Maar dan zien ze Klein beertje.Â
Hij is verdrietig en huilt.Â
Vos vraagt wat er is.Â
Hij zegt, het zijn vriendjes die ik mis.Â
Ow, zegt vos, dan ga je toch mee ons mee.Â
Er kan altijd een vriendje bij.Â
Beertje is heel erg blij.Â
Eenmaal bij het meertje aan gekomen
leggen ze de handdoeken en tassen tussen de bomen.Â
Iedereen duikt en plonst in het water.Â
Vos die neemt een hele grote sprong en duikt zo het water in.Â
Maar wat is dat nou.Â
Waar is vos?
Das duikt zo naar de bodem van het meertje.
En brengt Vos aan de kant samen met beertje.Â
Vos die hoest en proest en hij zegt: met die staart kan ik niet zwemmen.Â
Ik wil staart terug, snikt hij.Â
Nu is hij met zijn nieuwe staart niet zo blij.Â
Want de staart is van wol.Â
En zuigt zich zo helemaal met het water vol.Â
En zakt hij zo naar de bodem van het meertje.Â
Ik weet wel wat, zegt beertje.Â
Deze staart is nu even overbodig.Â
Vos, jij hebt een zwemstaart nodig.Â
Beertje rent naar zijn huis.Â
Hij komt terug met een schaar,
plastic tasjes en een plastic lint.Â
Hij begint te knippen en te plakken.Â
En zegt: tadaaa! Kijk maar eens vos wat je hiervan vindt.Â
Vos is helemaal blij en legt zijn staart te drogen.Â
Hij zegt deze staart kan er ook nog wel bij.Â
Nu heb ik twee staarten een voor op het land en een voor in het water.Â
Vos neemt weer een hele hoge sprong.Â
Plons, hij duikt zo in het water.Â
Hij krijgt complimenten van de vissen voor zijn mooie gekleurde staart.Â
En de dag gaat zo voorbij met een sneltrein vaart.
Dan pakt iedereen zijn tas.Â
En gaat naar huis.Â
En vos zegt: dat was
me een dagje he muis.Â
En eenmaal thuis hangt vos zijn zwemstaart in de kast.
Zo, nu heb ik er nog een staart bij,
zegt hij.Â
En hij gaat naar bed en lekker slapen.Â
En dromen over beertje,
zwemstaart en het meertje.Â