CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Vader zit in zijn luie stoel en is in slaap gevallen. Moeder zit aan tafel te breien. De kachel snort en het enige andere geluid is het tikken van de breipennen. Joris zit op de bank en kijkt naar buiten. De regen stroomt langs het raam naar beneden en de bladeren worden door de wind voortgejaagd. Hondje ligt in zijn mand te slapen.

“Moeder, ik weet niet wat ik doen moet,” zegt Joris.
Moeder kijkt op van haar breiwerk en zegt: “Dan heb je mooi de gelegenheid om eindelijk je kamertje op te ruimen.”
Joris kijkt moeder aan en zegt: “Dat doe jij toch altijd. Jij zegt een toverspreuk en dan is het klaar.”
Moeder zucht en zegt: “Zo simpel is het niet meer. Het gaat vlotter als ik het gewoon opruim dan wanneer ik het met een toverspreuk probeer.”
“Kun je mij niet wat toverspreuken leren?” vraagt Joris.
Moeder glimlacht. “Zo simpel is dat niet Joris. Het gaat niet alleen om de spreuk.”
“Waar gaat het dan om?”
“Ja, dat is niet zo eenvoudig uit te leggen.”
“Je kunt het toch proberen.”
“Een toverspreuk werkt het beste, als je er zelf niet aan mee doet.”
“Hoe doe je dat?” vraagt Joris. Moeder moet lachen om zijn gezicht.
“Dat is iets dat heksen heel goed kunnen, maar voor mensen is dat erg moeilijk. Daarom wordt toveren voor mij ook steeds moeilijker.”
“Ik snap het niet,” zegt Joris.
“Dat komt omdat je geen heks bent, begrijp je?”
Joris knikt. “Maar kun je mij niet een eenvoudig kunstje leren?”
“Je kent er toch al een?”
Joris moet ineens denken hoe hij het slot van het hok van de neushoorn open heeft gekregen. Zou moeder dat weten?
Moeder kijkt hem glimlachend aan. “Nou?”
Joris krijgt het er warm van en knikt.
“Heksen kunnen niet alleen toveren, maar ze hebben ook een hele sterke band met elkaar. Als er getoverd wordt, voelen ze dat van elkaar.”
Joris kijkt met half dichtgeknepen ogen naar zijn moeder. Dus ze weet dat hij getoverd heeft.
“Toen jij dat slot open toverde, voelde ik dat,” zegt moeder.
“Maar, maar…” Joris weet niet wat hij zeggen moet.
“Ik vind het niet erg hoor,” zegt moeder. “Je hebt er de neushoorn een groot plezier mee gedaan.”
Joris zucht. Hij schrok wel toen hij hoorde dat moeder wist dat hij getoverd had.

Hondje komt uit zijn mand en springt naast Joris op de bank.
“Hondje kan ook toveren,” zegt Joris en aait Hondje over zijn kopje.
“Hoe weet je dat?” vraagt moeder.
“Ik gebruikte de verkeerde spreuk en toen gaf Hondje mij de juiste.”
Moeder schudt haar hoofd en zegt: “Jullie moeten me beloven dat jullie niet meer gaan toveren. Daar kunnen hele rare dingen van komen. Afgesproken? Ga nog maar even buiten spelen, het regent niet meer.”
Joris springt van de bank.
“Kom Hondje, we gaan naar buiten.”
Een waterig zonnetje schijnt door de ramen.
“Misschien kun je even bij opa langs gaan,” stelt moeder voor.

Joris en Hondje lopen samen door de Kerkstraat, steken het Kerkplein over en gaan de Dorpstraat in. Joris schopt de afgevallen bladeren om zich heen. Hondje rent er luid blaffend achter aan.
“Kun jij toveren?” vraagt Joris even later aan Hondje als ze naast elkaar op het stoepje bij de slager zitten. Joris heeft bij de slager het dagelijkse plakje worst voor Hondje gehaald.
“Dat weet ik niet,” zegt Hondje. “Ik doe gewoon wat ik doe. Als je dat toveren noemt, dan kan ik toveren.”
“Dat snap ik niet,” zegt Joris. Waarom krijg ik toch van die rare antwoorden, denkt hij.
“Laat maar,” zegt Hondje. “Kom, we gaan naar opa.”

Opa woont in het laatste huisje van de Dorpstraat, naast de boerderij van boer Harmsen.
Joris loopt achterom, doet in de bijkeuken zijn schoenen uit en veegt de pootjes van Hondje schoon. Opa heeft het graag netjes in huis. In de keuken zit opa aan tafel in een dik boek te lezen. Het is er lekker warm en het ruikt naar taart.
“Hé, Joris,” zegt opa met een brede glimlach en legt zijn boek opzij. “Je komt mooi op tijd: over een kwartiertje komt de taart uit de oven. Ik heb een notentaart gemaakt.”
Joris kruipt naast opa op de bank. Hij houdt heel erg van opa’s notentaart. Niemand in de hele wereld kan zo lekker notentaart bakken als opa, zelfs moeder niet.
“Dat lijkt wel een toverboek,” zegt Joris en wijst naar het dikke boek. “Opa kun jij toveren?”
“Ja hoor,” zegt opa.
“Ben jij dan een soort tovenaar?” Hij weet dat opa veel weet, maar toveren… Dat zou wel heel knap zijn.
“Nee hoor, ik ben gewoon opa. Als je zo oud bent geworden als ik, kun je gewoon een beetje toveren.”
“Laat eens zien,” vraagt Joris en hij klapt in zijn handen.

Kan de opa van Joris toveren? En wie kan het dan het beste, opa of Joris? We ontdekken het morgen!

Reageer!