Jan lag in zijn bed. Hij dacht na over morgen, want dan zou zijn opa Jef langskomen. Opa Jef beleefde altijd de tofste dingen. En morgen zou hij vertellen over zijn avonturen in Bali, waar hij op reis was geweest. Jan keek er naar uit om opa Jef te zien. Hij was altijd heel nieuwsgierig naar wat hij te vertellen had.
In de vorige vakantie was hij naar Afrika gegaan en had hij leeuwen, olifanten en nog allerlei toffe dieren gezien. Daar had hij dan over verteld, en foto’s getoond. Jan hoopte op een dag zoals opa Jef te worden. Hij wou avontuurlijk zijn en vaak op reis gaan en dan ook al zijn avonturen vertellen aan zijn kleinkinderen.
De volgende dag was Jan met zijn blokken aan het spelen. Hij was druk bezig een toren te bouwen voor aan zijn kasteel, toen hij plotseling de deurbel hoorde. Mama ging open doen.
“Jan, kom je eens kijken wie er is?” riep mama.
“OPA JEF!” Jan rende naar hem toe en knuffelde hem.
“Mijn kleine jongen, wat ben je groot geworden!”
Opa Jef keek naar Jan.
“Ga je je avonturen vertellen opa?” vroeg Jan enthousiast.
“Oke,” zei opa Jef, “maar we zullen ons eerst gemakkelijk zetten”.
Opa hing zijn jas en zijn hoed aan de kapstok in de gang en kwam dan de living in. Mama was ondertussen al aperitief gaan halen. Zo noemde ze dat, als ze vóór het eten al iets dronken en iets lekkers aten. Mama schonk voor opa en haarzelf een glaasje wijn uit en Jan kreeg een groot glas cola. Mama zette ook een kom chips neer! Mmm, aperitieven was leuk!
Toen ze in de zetel zaten, zag Jan dat opa Jef een tas bij zich had. Daar haalde hij nu een wereldkaart uit.
“Ik ben op reis gegaan naar Bali,” begon opa Jef. “Dat ligt in Indonesië en Indonesië ligt ten noorden van Australië.”
[iframe src=”https://www.google.com/maps/d/embed?mid=1jojiqumjXH_71He_sVuS3vpCGT8″ width=”100%” height=”480″]
Ze keken samen op de grote wereldkaart. Opa had er symbooltjes op gezet: een blauw huisje voor België, een groen huisje voor Nederland, en een paars vliegtuigje voor zijn reisbestemming: Bali.
“Dat is hier ver vandaan hoor. Ik moest ongeveer 16 uur op het vliegtuig zitten,” zei opa.
“Wow, dat is héél lang,” zuchtte Jan.
“Ja,” knikte opa Jef, “maar het is zeker de moeite waard! Ze doen de dingen daar vaak net iets anders dan wij ze doen en dat is leuk om eens te zien. Zoals bijvoorbeeld in ons eerste hotel. Een zeer tof hotelletje, maar zeer gezond,” waarschuwde opa Jef. “Zo gezond, dat ze alles uit hun eigen tuin haalden! Ze hadden zelfs een bijenkorf voor de honing. Die kregen we elke namiddag bij de thee.”
Opa haalde een fotoboek uit zijn tas en toonde een foto van de bijen uit de tuin van het eerste hotel. Jan zag daarop de bijen over de honingraten klimmen.
“En,” ging opa verder, “daarbij kregen we een gezond hapje: een soort loempia met worteltjes en selder in.”
“Hmm dat klinkt niet erg lekker, dat is te gezond voor me,” lachte Jan.
“Ik had je gewaarschuwd,” knipoogde opa Jef.
“Toen had ik besloten om eens naar de zee te gaan. Maar wat een zee was dat! Zo wild! De zee botste tegen de rotsen. En hoewel ik boven op de berg stond, werd ik helemaal nat!”
“Dan hoef je tenminste niet meer te douchen,” was Jan zijn opmerking.
“Nee inderdaad, dat hoefde niet meer,” lachte opa Jef.
“Hebben ze daar ook kastelen?” vroeg Jan. Hij vond kastelen superleuk.
“Ik heb er wel een paleis bezocht,” lachte opa Jef, “maar dat zag er toch iets anders uit dan je waarschijnlijk denkt.”
“Heb je er een foto van, opa?”
Op dat moment klonk er een zoemer uit de keuken.
“Het eten is bijna klaar,” zei mama. “Jan, zet jij de tafel?”
“Maar maaaaam, het is juist zo spannend!”
“Geen zorgen jongen,” zei opa, “na het eten vertel ik toch gewoon verder?”