Joran zit met zijn knuffelbeer op de bank. Hij heeft hem van opa en oma voor zijn verjaardag gekregen. De beer heet Teddy en hij is lichtbruin en héél erg zacht. Joran neemt Teddy overal mee naartoe. Als hij samen met mama boodschappen gaat doen, zit Teddy voorin in het winkelwagentje. Als Joran naar school gaat, wacht Teddy in zijn rugzak. Als hij met opa en oma de eendjes gaat voeren in het park, gaat Teddy ook altijd mee. En ’s ochtends als Joran wakker wordt, dan zit Teddy op zijn kast. Twee grote, zwarte, lieve ogen kijken Joran dan in de ochtend aan. “Goedemorgen,” zegt Joran elke morgen.
Maar toen Joran gisterochtend wakker werd, zat Teddy niet op zijn kast. Joran raakte in paniek. Hij zocht achter en onder zijn kast, maar hij vond de beer niet. “Lieke!” gilde hij en hij rende naar de kamer van zijn zus, “heb jij Teddy gezien?”
Lieke was nog maar net wakker, ze schudde haar hoofd. “Ga weg,” zei ze.
Joran rende de trap af, papa zat beneden aan tafel. Hij was de krant aan het lezen. “Teddy is weg!” riep Joran.