Ergens in een groot bos woonde eens een groep eekhoorns. Er stonden een heleboel verschillende soorten bomen in het bos, waaronder veel dennen. Je weet vast wel dat eekhoorns het allerliefst noten eten, maar ze halen ook heel graag de kleine zaadjes uit dennenappels.
Eén van de eekhoorns heette Erik. Erik was een tamelijk grote mannetjeseekhoorn en hij had iets heel bijzonders! Erik had namelijk de mooiste staart van het hele bos. Tenminste, dat vond Erik zelf. Zo’n prachtige pluim had niemand! Altijd als Erik iemand tegenkwam vroeg hij: “Wie van ons tweeën heeft de mooiste staart?�
Meestal vond de andere eekhoorn dan de staart van Erik voller, mooier van kleur of langer dan zijn eigen staart. Erik kon er geen genoeg van krijgen en telkens weer vond hij een andere eekhoorn om staarten mee te vergelijken.
Maar toen gebeurde er iets vreselijks! Een meisjeseekhoorn had een vriend gevonden bij een andere groep eekhoorns en die vriend was met haar meegekomen naar haar eigen bos: het bos waar Erik woonde. De eerste keer dat Erik de nieuweling tegenkwam, speelde hij zijn spelletje weer. “Wie van ons beiden heeft de mooiste staart?�
De nieuwe eekhoorn, die Eddy heette, keek eerst eens naar de staart van Erik en toen naar zijn eigen staart en zei toen: “Mijn staart is langer dan die van jou. Mijn staart is ook breder dan die van jou. Ik heb dus de mooiste staart!�
Erik wist niet wat hem overkwam. Zoiets had hij nog nooit meegemaakt! Wat een brutale vlegel! Maar in zijn eekhoornhartje wist hij wel dat Eddy gelijk had. Hier moest iets aan gedaan worden! Erik ging naar de rand van het bos, waar de mensen wonen, om daar eens wat rond te kijken. En wat zag hij daar? Bij een huis stond een man bij een raam. Naast hem stond een blikken bus. Daarin doopte de man een stokje met een pluim van haren eraan en vervolgens streek de man met die pluim over het hout dat om het raam heen zat. Op datzelfde ogenblik veranderde de kleur van het hout van een vaalgrijs in prachtig rood!
O, als hij nu eens zo’n mooie rode staart zou kunnen krijgen! Dan was hij meteen weer de mooiste eekhoorn.
Terwijl hij naar de schilder stond te kijken, hoorde hij hoe een vrouw naar de man riep: “Hans, kom je theedrinken?�
Hans zette meteen de kwast in het verfblik en liep het huis binnen. Zo gauw als hij kon, rende Erik op het blik en de kwast af. Hij gooide de kwast aan de kant en doopte vlug zijn staart in de rode verf. Hij zag dat hij een prachtige rode staart had gekregen. Hij schudde zijn staart eens flink. De druppels verf spatten in het rond en het raam zat vol rode vlekjes. De vrouw kwam naar buiten gestormd en Erik ging zo snel als hij kon naar zijn eekhoorngroep terug.
Zo trots als een pauw liep hij met zijn rode staart rond. Nu zullen ze toch wel vragen hoe ik zo’n mooie staart heb gekregen, dacht Erik. Maar nee, hoor. De eerste die hem aansprak vroeg: “Erik, wat is er met je staart gebeurd?!�
Erik keek achterom en toen schrok hij toch wel heel erg. In plaats van een prachtige rode pluimstaart zag hij een staart met allemaal aan elkaar gekleefde, harde rode haren. Nu de verf droog was leek het niet eens meer op een eekhoornstaart! Hij was zo beschaamd dat hij wegvluchtte, diep het bos in. Hij durfde de andere eekhoorns niet meer onder ogen te komen.
Met die harde staart kon hij niet goed meer van tak tot tak springen. Hij had daardoor al een hele tijd niets meer gegeten en was heel mager geworden. Hij lag uitgeput op de grond. Zo vond op een dag Marieke hem. Ze nam Erik mee naar huis en gaf hem aan haar vader. “Ach, kijk nu toch eens!� riep haar vader. “Ze hebben die arme eekhoorn met zijn staart in een pot met verf gestopt! Moeder, waar is de wasbenzine?�
Mariekes moeder kwam meteen met een fles en met een oude lap aangelopen. De vader goot een flinke scheut benzine over de staart en veegde voorzichtig de natte staart af met de doek. Er waren heel wat wasbeurtjes nodig om de staart weer helemaal schoon te krijgen, maar uiteindelijk lukte het toch. Erik had weer een gewone eekhoornstaart: mooi oranjerood en lekker pluizig.
Even later zag hij zijn groepsgenoten weer. Wat was hij blij dat alles zo goed was afgelopen! En dacht je dat hij nu nog langer met zijn staart liep te pronken? Nee, hoor. Van hem mocht Eddy de mooiste staart van de groep hebben. Hij was allang blij dat hij zijn eigen fraaie staart weer terughad!