Saskia en de verkouden kerstman

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

De moeder van Saskia staat zachtjes te zingen. Ze wast de kopjes en de borden. Dan gaat de bel. Ze opent de voordeur en ziet de meester van Saskia staan.
“O? Dag, meneer Blok.”
Meneer Blok is erg mager en wel twee meter lang.
“Dag, mevrouw Sonnebloem.”
Saskia’s moeder kijkt verschrikt over zijn schouder. Ze wil roepen maar is te laat. Op de rug van de meester spat een sneeuwbal uiteen. Snel lopen een paar kinderen lachend weg.
“Ik heb jullie gezien!” roept de meester. “Ik zie jullie wel op school!”
Saskia heeft het ook allemaal gezien. Ze zit op haar kamer bij het raam. Met een hand voor haar mond moet ze stiekem lachen.
“Mevrouw Sonnebloem, waarom komt Saskia niet meer naar school?”
“Dat komt omdat Saskia niet meer naar buiten durft. Ze is bang dat ze door de wind wordt meegenomen. Maar het zal allemaal wel weer goed komen.”
“Ja, nee… dat kan niet! Ze moet nog heel veel leren.”
“Meneer Blok, mijn aardappels staan op het vuur, ik heb nu geen tijd.”
Saskia’s moeder sluit de deur en loopt naar boven.
“Dat was meneer Blok, Saskia, hij vroeg… ”
“Ik ga nooit meer naar school. Dat durf ik niet!”
“Maar… ach,”  zucht moeder. “De andere kinderen waaien toch ook niet weg? Ga lekker buiten spelen.”
“Nee!”

Het is al avond, er dwarrelen sneeuwvlokken naar beneden. Ik wil best wel buiten spelen, denkt Saskia, maar ik durf het echt niet. Het is hartstikke koud. Als de wind mij meeneemt, bevries ik. Nee, dan probeer ik het volgende zomer wel.
“Saskia,” zegt moeder. “Ga je bed in, het is al laat.”
Ze stopt Saskia onder de dekens, geeft haar een zoen en doet het licht uit. “Welterusten.”

Saskia draait zich op haar zij en sluit de ogen. Dan hoort ze iets vreemds. Ze gaat uit bed en kijkt door een kier van de gordijnen. Er staat een dikke meneer in een rode jas bij het tuinhek. Op zijn hoofd staat een rode muts. Hij leunt voorover met zijn handen op zijn knieën en hoest verschrikkelijk. Iedere keer komen er witte wolkjes uit zijn mond. Hij komt overeind en haalt een hand door zijn lange baard. Dan kijkt hij naar boven en zwaait. Saskia doet snel het gordijn dicht. Hoe weet hij dat ik stond te kijken, denkt Saskia verschrikt. Ze kijkt voorzichtig nog eens naar buiten. De dikke man wenkt haar om naar buiten te komen.
“Dat durf ik niet,” zegt Saskia die het raam een klein stukje heeft geopend. “Dan waai ik weg.”
“Nee, ik zal ervoor zorgen dat je niet wegwaait, kom maar, Saskia.”
Huh? Hoe kent hij mijn naam? Ach, hij is best wel aardig, ik ga naar beneden. Ze opent de deur. “Wie bent u?”
De dikke man legt zijn handen op zijn buik en gaat staan lachen. “Ho Ho Ho!” Dan moet hij weer hoesten.
“Bent u verkouden?” Saskia kijkt de man eens goed aan. “Maar, bent u… nee, dat kan niet… bent u de kerstman?”
“Ho Ho Ho!”  lacht de man opnieuw.
Hij is het echt!, denkt Saskia. “Waar is dan uw slee met alle rendieren?”
“Die wachten in de parkeergarage. Heb jij misschien een pilletje voor me, ik ben nogal verkouden.”
Saskia haalt vlug een keeltablet.
Dan doet de kerstman zijn jas open en gaat op zijn knieën zitten. “Kom,” zegt hij. “Kom in mijn jas, dan knoop ik hem goed dicht zodat je niet weg kan waaien.”
Saskia gaat bovenop zijn grote voeten staan. Samen lopen ze naar de slee, in de parkeergarage.

“Ja! Ik hoor de belletjes al rinkelen,” zegt Saskia blij.
De kerstman zet haar op de achterbank van de slee en doet haar de gordels om. “Nu kan er niks meer gebeuren, Saskia.”
Maar Saskia is toch wel een heel klein beetje bang.
Als ze de parkeergarage uitkomen, vliegen ze met grote snelheid door de lucht. Beneden in de grote stad branden overal lichtjes. En boven staan er sterren aan de hemel. Saskia glimlacht, ze vindt het schitterend en is niet meer bang.

CC0 Creative Commons – bron: pixabay.com

~~~

De volgende morgen schuift Saskia’s moeder de gordijnen open. “Wat een hoop sneeuw!” zegt moeder. “Hupsakee! Je bed uit.”
Wat krijgen we nou, waar is Saskia? Ze kijkt op de wc. Ze kijkt in de badkamer. Ze kijkt onder het bed. Dan hoort ze een meisje lachen. Het komt van buiten. Het lijkt Saskia wel, denkt moeder. Ze kijkt uit het raam en ziet Saskia met de andere kinderen spelen.
“Saskia!?” roept moeder uit het raam.
Saskia kijkt moeder met een brede glimlach aan. Ze houdt een been omhoog en wijst naar haar schoen.
“Hoe kom je aan die nieuwe schoenen?”
“Die heb ik van de kerstman gehad. Ik ben ze zelf op de Noordpool gaan uitzoeken. Het zijn hele speciale schoenen. Ik moet ze altijd dragen, dan kan de wind mij niet meenemen. Mooi hè?”
Saskia maakt een sprongetje in de lucht en rent weer naar de andere kinderen. Gelukkig hoeft ze nog lang niet naar school. Het is kerstvakantie.

De kerstboom van Joris

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Joris genoot met zijn hele kinderziel van de kerstboom met de kleine lichtjes, die stralend naast de warme houtkachel prijkte. Het was de eerste keer in zijn leven dat zijn moeder een kerstboom had kunnen kopen. Ze hadden van oma een doos vol glimmende zilverwitte kerstballen en besneeuwde figuurtjes gekregen, die hij zelf in de boom had mogen hangen. Vooral het kleurige vogeltje met de pluimstaart en het glinsterende kerkje met de witte ruiten vond hij prachtig. Mama had gisteren toen ze thuiskwam van haar werk ook nog een zilveren slinger met ijspegelslierten voor hem meegenomen.

Hij zat bijna de hele dag naast de houtkachel om naar de kerstboom te kijken. Af en toe ging hij languit op het sneeuwzachte vloerkleed liggen en tuurde lang naar het boompje. Hij dagdroomde bij de kerstboom over winterlandschappen, ijsvogeltjes, kerstmannen die door de ruiten van het glinsterende kerkje naar binnen keken en over besneeuwde eekhoorns die beukennootjes en zilverwitte dennenappels verzamelden. Hij vond het zo mooi dat hij wenste dat er de rest van zijn leven ieder jaar in de winter een kerstboom zou zijn.

Naar de kerstmarkt

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Mama, papa en Sanne lopen op de kerstmarkt. Sanne houdt de hand van papa en mama stevig vast. Ze kijkt haar ogen uit. Er is van alles te zien. Kraampjes met heel veel speelgoed. Kraampjes met papieren kerstklokken en glimmende kerstballen. Kraampjes met kerstmannen van chocola en zuurstokken.
“Mama, een kerststal”, zegt Sanne. Ze trekt mama en papa ernaar toe.
“Wat leuk”, zegt mama. Er staan herders, een os en een ezel. In een kribbe ligt een babypop. Ernaast staan Jozef en Maria.
“Het lijkt net een echte baby”, zegt Sanne.
“Die pop moet het kindje Jezus voorstellen”, zegt mama.
“Ik vind het kindje Jezus lief”, zegt Sanne.
“Het kindje Jezus vindt jou ook lief”, zegt mama.
“Kom, we gaan weer verder. Sanne wil denk ik graag naar de Kerstman”, zegt papa.
“Jaaa! Ik heb een tekening gemaakt voor de Kerstman”, zegt Sanne.

De vriendelijke krokodil

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Kasper zwom snikkend langs de waterkant. Om hem heen klonk geplons en gespat. Alle krokodillenkinderen hadden vakantie en hoefden vandaag niet naar school. Ze deden staarttikkertje. Wie hem was, moest met zijn staart een flinke mep geven.
“Au… auw,” klonk het steeds, want krokodillen vinden het nu eenmaal leuk om een beetje gemeen te zijn. Vorige week nog hadden ze bijttikkertje gedaan, toen moesten ze hun scherpe tandjes even in de staart van de andere krokodillenkinderen zetten en wie gebeten werd die was hem. Een uurtje later zwommen bijna alle krokodillenkinderen met een pleister op hun staart.

Kasper hield niet van die spelletjes, hij kon het niet over zijn hart verkrijgen om een harde tik met zijn staart uit te delen, laat staan iemand te bijten. De krokodillenkinderen hadden hem uitgelachen en hem een extra mep met hun staart gegeven. Hij had wel vijf blauwe plekken op zijn groene krokodillenlijf. Nu mocht hij niet meer meedoen, omdat hij niet gemeen genoeg was.
Zijn moeder had gevraagd of hij haar dan wilde helpen, maar daar had hij vandaag geen zin in. Hij wilde spelen, net als de anderen.
“Dan zal je op zoek moeten naar nieuwe vriendjes,” mompelde zijn vader, terwijl hij de krokodillenkrant las.

Kasper was meteen naar Barend de bever gezwommen die met zijn zusjes verstoppertje speelde langs de waterkant.
“Mag ik meedoen?” vroeg Kasper. De zusjes van Barend doken van schrik kopje onder.
“Euhhh,” antwoordde Barend, “ik ben bang dat mijn zusjes dat niet willen, ze zijn nu eenmaal niet dol op krokodillen.” Snel zwom Barend weg, op zoek naar zijn zusjes.

Kasper keek om zich heen. In de verte zag hij Zeger de zwaan. Zeger was met een leeg flesje, dat hij in het water gevonden had, aan het snavelballen met zijn vrienden. “Mag ik meedoen?” vroeg hij vriendelijk.
Zeger begon meteen naar Kasper te blazen en ook zijn vrienden kwamen blazend aanzwemmen.
“Ik kan goed keeperen,” probeerde Kasper nog, “met mijn staart houd ik elke bal tegen,” maar het geblaas van de zwanen werd steeds luider. Snel zwom hij weg en dook achter een omgevallen boom die half in het water lag. Stilletjes wachtte hij totdat de zwanen weer met hun snavels het lege flesje door het water snavelden.

De tranen kwamen al snel bij Kasper en nu zwom hij dus snikkend door het water. Hij had geen vrienden en niemand wilde vrienden met hem worden.

~~~

Plotseling hoorde hij iemand zingen. Een hoog, zuiver stemmetje klonk prachtig over het stille water. Kasper keek om zich heen, maar zag niets. Hij keek onder water, maar daar zag hij alleen Stefan de snoek. Die lag heerlijk te luieren in een oude laars op de modderige bodem. Boven water hoorde hij opnieuw het gezang. Voorzichtig duwde hij met zijn lange snuit het riet wat opzij. Hij hield zich muisstil, want hij wilde niet dat iemand van hem zou schrikken. Het zingen klonk nu wat dichterbij, hij kende het liedje wel dat daar gezongen werd. Zachtjes neuriede hij mee. Meteen stopte het gezang.

“Wie zingt daar de tweede stem?” vroeg iemand.
“Ik,” antwoordde Kasper verlegen.
“Wie is ik?” vroeg het stemmetje weer.
“Ik, Kasper de krokodil,” antwoordde hij.
“Kom dan eens te voorschijn?”
“Dat durf ik niet.”
“Waarom niet?”
“Iedereen is bang voor mij.” Kasper hoorde het riet een beetje bewegen. Ineens keek hij in de ogen van een eendenkuikentje. Een donzig, geel kuikentje zat parmantig op een oud nestje van een meerkoet.

“Wat doe jij hier?” vroeg Katharina het eendenkuikentje met grote vragende ogen.
“Ik zoek iemand om mee te spelen,” antwoordde hij.
“Heb je geen krokodillenvrienden dan?”
Kasper wilde bijna weer gaan huilen, maar kon zijn krokodillentranen gelukkig wegslikken. Het kuikentje keek hem zo vriendelijk aan, dat hij meteen begon te praten. “Ik heb geen vrienden,” zei hij, ” niemand wil met me spelen. Ik vind het niet leuk om harde klappen uit te delen met mijn staart of iemand te bijten met mijn scherpe tanden, daarom mag ik niet meer meedoen met mijn krokodillenvrienden.”

Katharina keek hem sip aan. “Ik heb echt mijn best gedaan om nieuwe vrienden te maken, maar andere dieren zijn bang voor me.”
“Ik niet hoor,” zei Katharina met haar hoge stemmetje. “Je kunt mooi zingen, dat hoorde ik net. Zullen we samen zingen?” Meteen begon Katharina een nieuw liedje te zingen.
Zonder erbij na te denken zong Kasper meteen mee, het klonk werkelijk prachtig. Ze zongen samen alsof ze hun hele leven niets anders gedaan hadden. Het ene lied na het andere klonk over het water.
Toen ze hun laatste liedje zongen, klonk er ineens vanuit het niets een luid applaus. Zonder dat ze het in de gaten hadden gehad, waren de andere dieren uit de rivier op het gezang afgekomen. Zeger de zwaan met zijn vrienden, Barend de bever met zijn zusjes, de krokodillenkinderen en zelfs Stefan de snoek had de moeite genomen om te komen luisteren. Kasper keek Katharina verlegen aan. Katharina knipoogde naar hem. Natuurlijk zongen ze nog één laatste lied voor iedereen die het horen wilde.

CC0 Creative Commons – bron: pixabay.com

Het was inmiddels al een beetje donker geworden. “Ik ga naar huis,” zei Katharina.
“Tot morgen,” zei Kasper nog snel tegen Katharina.
“Slaap lekker,” zong ze zacht terug.

Streepje en haar vriendjes

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

In het oerwoud is het druk
Door al die grote beesten
Ze lopen kris kras door elkaar
Het zijn beslist geen geesten

Ons Streepje vind het wonderschoon
Giraffen met lange nekken
Ze kijkt en hoopt heel stil
Klein Aapje te ontdekken

En ook de kleine olifant
Ze wil graag met ze spelen
Verstoppertje of tikkertje
Ze wil alles met ze delen

Zo komt de kudde bij het water
Dan kunnen ze weer drinken
Geen aap of olifant te zien
Tante Griet die laat zich zinken

Een blubber bad is reuze leuk
Maar leuker met je vrienden
Dus Streepje gaat naar hen op zoek
Ze moet en zal ze vinden

Met goede raad van pap en mam
Loopt Streepje ver het bos in
Kijkt rond en zoekt die grijze slurf
En waar is Aapje, dat harig ding

Het wordt al snel weer donker
Haar oogjes moeten sluiten
Ze droomt zoals tevoren
Haar vriendjes spelen buiten

Dan samen door het grote bos
Rennen hard van vroeg tot laat
Maar als Streepje wakker wordt
Zijn ze er niet, ze is heel kwaad.

Ze vraagt nu aan haar mama
Waar zouden ze toch zijn
Ik mis ze allebei zo
Het doet een beetje pijn

Oh kind dat is niet leuk he
Maar eens komt toch die dag
Dat je Aapje en het olifantje
Weer begroeten mag

Op een dag het is heel warm
Staat Streepje onder de struiken
Kijkt omhoog wat ziet zij daar
Haar Aapje naar beneden duiken

Oh wat maakt dit Streepje blij
Aapje springt haar op de rug
houdt haar, stevig aan de oren
Zo rent ze naar haar mama terug

Nu zoekt ze nog haar Olifantje
Waar zou die toch zijn verstopt
Ze loopt nog eens het bos in
Misschien is ze gefopt

Daar heel ver, daar in de verte
Lopen olifanten klein en groot
Het zou toch zomaar kunnen
Dat olifantje daar óók loopt

En dan ziet ze toch haar vriendje
Die speelt meteen weer met haar staart
Nu snel naar Aapje en naar mama
Hup rennen met een vaart

Streepje heeft nu weer twee vriendjes
Die blijven gelukkig heel lang hier
En altijd gaan ze samen spelen
Ze hebben heel erg veel plezier

 

CC0 Creative Commons – bron: pixabay.com

Kerstboom

0
Venn Chann

Papa zet de kerstboom op. “Zo, die staat,” zegt hij. Het is een mooie grote boom.
“Papa, de boom staat scheef,” zegt Job beteuterd.
Papa doet een stap naar achteren en kijkt naar de kerstboom. “Ik zie het,” zegt hij. En hij trekt aan de stam van de boom. “Nu staat hij recht,” zegt papa tevreden.

Naast de kerstboom staat de doos met kerstspullen. Jelle pakt een kerstbal uit de doos en vraagt: “Gaan we nu de boom versieren?”
Job pakt de piek en roept: “Ik wil de piek bovenop de kerstboom zetten!”
Maar Job en Jelle moeten nog even wachten. “De lampjes liggen nog op zolder,” zegt papa, “die moeten er eerst in.” Papa loopt naar de zolder om de lampjes te halen.
Maar Job wil niet op papa wachten. “Ik zet de piek er alvast op,” zegt hij tegen zijn broertje. Job gaat op zijn tenen staan en strekt zijn arm uit. Maar de kerstboom is te hoog. Job kan niet bij het topje van de boom.

Venn Chann

Jelle wil ook niet op papa wachten. “Ik hang deze bal heel hoog in de boom,” zegt hij. Jelle gaat ook op zijn tenen staan. Hij wil de kerstbal aan een takje te hangen. Maar dan glijdt de kerstbal van het takje en valt hard op de grond. Jelle schrikt. Gelukkig is de kerstbal niet kapot.
“Zo lukt het niet,” zegt Job. “Ik ga de kruk halen.” Job zet de kruk naast de kerstboom. Zou het nu wel lukken? Job klimt op de kruk. Jelle klimt ook op de kruk. “Jelle, we passen niet samen op de kruk,” zegt Job en hij duwt Jelle van de kruk af. Maar Jelle wil ook op de kruk. Boos trekt hij aan de arm van Job. Job duwt zijn broertje weer weg. Dan gaat het mis. Job en Jelle vallen zo tegen de kerstboom aan. Geschrokken kijken de broertjes naar de kerstboom. “Oh nee!” zegt Job. “De kerstboom staat helemaal scheef.”
Dan komt papa met de lampjes de kamer binnen. “Wat is hier gebeurd?” vraagt hij verbaasd. “De kerstboom staat helemaal scheef!”
“Ik heb niks gedaan,” zegt Job snel.
“Ik ook niet,” zegt Jelle.
“Dat is vreemd,” zegt papa. “Is Aap dan in de boom geklommen?”
Jelle kijkt naar zijn knuffel die onder de boom ligt. Dan knikt Jelle.
“Ja! Het was die stoute Aap,” roept Job. “Zet hem maar in de hoek!”
Papa pakt de knuffel en zegt streng: “Aap, je mag niet in de kerstboom klimmen.” Papa zet Aap in de hoek. Dan zet papa de kerstboom weer recht.

“Papa, mag ik wat in je oor vertellen?” vraagt Jelle. Papa bukt zodat zijn oor vlak bij Jelle is. “Aap kan niet klimmen,” fluistert Jelle.
“Kan aap niet klimmen?” vraagt papa verbaasd. “Ben jij dan een kleine jokkebrok?” Jelle knikt.
“Ik ben ook een jokkebrok,” zegt Job zachtjes. “Wij zijn tegen de kerstboom gevallen.” “Haal Aap dan maar snel uit de hoek,” zegt papa. “En zeg maar even sorry tegen die arme aap!” Dat doen ze.

Dan gaan ze de kerstboom versieren. Papa tilt Jelle op en samen hangen ze de kerstbal hoog in de boom. Job klimt als een aapje op de schouders van papa. En heel voorzichtig zet hij de piek bovenop de kerstboom. Helemaal recht!

Mini-monster versiert de kerstboom

1
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

De school was bijna afgelopen. Mini-monster stond met zijn jas aan in de rij te wachten op de laatste schoolbel. Hij probeerde door het raam in de schooldeur te kijken om te zien of mama al bij het hek stond. Hij stond ongeduldig te wiebelen op zijn mini-monsterbenen.

Eindelijk ging de bel en mochten ze naar huis.
“Rustig aan mini-monster,” zei juf. Juf had wel in de gaten dat mini-monster haast had.
Eenmaal buiten rende hij naar het hek en zag hij mama staan. “Staat hij al? Is hij mooi? Hangen de lampjes al?”
Mama moest lachen om zo veel blijheid. “Rustig aan mini-monster, ik kan niet op alle vragen tegelijk antwoord geven. Ja, hij staat al, ik vind hem mooi en de lichtjes hangen er ook al in.”

Kevertje en het dino-ei

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Op een mooie ochtend in de herfst werd Kevertje al vroeg wakker. Hij rekte zich eens goed uit en sprong vrolijk uit zijn bedje. Het had ’s nachts flink hard gewaaid en daar was Kevertje blij om. Want dan lagen er lekker veel herfstbladeren in het bos. Kevertje hield ervan om in de herfst boomblaadjes te verzamelen omdat ze dan zulke mooie kleuren hebben: geel, rood, bruin of zelfs een combinatie van verschillende kleuren op één blad!

Na een stevig ontbijt trok Kevertje zijn warme, zwarte keverjasje en zijn zes kleine keverlaarsjes aan. Daarna trok hij de deur van zijn keverholletje achter zich dicht en haastte zich naar het bos. Het rook er heerlijk naar mos en paddenstoelen en naar pas gevallen bladeren. Kevertje keek genietend om zich heen.
Hij wilde net een mooi rood blad oprapen toen zijn oog ineens op een omgewaaide boom viel. Het was een hele grote holle boom. Tussen de wortels van de boom zag hij iets groots en wits. Nieuwsgierig kwam Kevertje dichterbij. Hij veegde de opgewaaide bladeren aan de kant en zag tot zijn grote verbazing dat het een ei was!

Dat is wel een heel groot ei, dacht Kevertje. Hij wist niet dat er zulke grote kippen bestonden! Maar hier kon dat ei niet blijven, het was veel te koud buiten voor een ei. Maar hoe kreeg hij zo’n groot ei nu toch mee naar huis?
Kevertje dacht even na en had toen een idee: hij zou het ei op een groot blad rollen en dat dan voorzichtig naar zijn holletje trekken.

Zo gezegd, zo gedaan. Pff, het was nog een hele klus. Kevertje kreeg het er warm van. Maar uiteindelijk lag het ei keurig op het blad voor zijn holletje. Natuurlijk paste het ei niet door de deur en Kevertje dacht nog eens diep na.
En ja hoor, Kevertje had al een plan bedacht. Snel ging hij naar binnen en haalde alle dekens die hij maar kon vinden. Voorzichtig legde hij de dekens één voor één over het ei. Daarna klom hij heel zachtjes boven op de stapel en ging liggen. Het was een grappig gezicht: Kevertje zat als een soort minikipje boven op het grote ei te broeden.

Kevertje was al half in slaap gevallen toen hij ineens iets onder zich hoorde: KRAK, KRAK!
Kevertje schoot overeind en kroop snel van de stapel dekens naar beneden.
Met grote ogen keek hij naar het ei. Er zaten al een paar kleine barstjes in en er kwamen er steeds meer bij. Nog voordat Kevertje zich kon verstoppen, barstte het ei ineens volledig open en … er kwam een klein dinosaurusje tevoorschijn! Het grappige diertje keek naar Kevertje en gaf hem toen een dikke, natte kus met zijn dinosnuit.

CC0 Creative Commons – bron: pixabay.com

“O, wat ben jij een schattig dinootje!� riep Kevertje verrast uit. “Mag ik je zo noemen: Dinootje?�
Dinootje begon vrolijk in het rond te springen en dus besloot Kevertje dat hij zijn nieuwe vriend zo zou noemen.

Maar wat was dat ineens voor luid gegrom? Kevertje keek geschrokken om zich heen. Toen zag hij dat Dinootje naar zijn grote dinobuik aan het kijken was.
Aha, daar kwam het geluid vandaan! Dinootje had gewoon honger! Maar wat eet zo’n dinosaurus eigenlijk, vroeg Kevertje zich een beetje angstig af.

Daar kwam hij al snel achter. Hap! Weg was het grote boomblad waarop Kevertje het ei had vervoerd. Maar meer bladeren lagen er niet bij het holletje van Kevertje. Plotseling ging Dinootje voor Kevertje staan, keek hem verwachtingsvol aan en boog zijn kop omlaag. Kevertje begreep wat Dinootje wilde en klom via zijn kop en lange nek op Dinootjes rug. En ja hoor, daar ging Dinootje. Met Kevertje hobbelend op zijn rug, rende hij terug naar het bos waar zijn kleine kevervriendje hem in zijn ei had gevonden.

In het bos aangekomen at Dinootje zijn buikje helemaal rond. Hier waren blaadjes genoeg! Terwijl Kevertje zich afvroeg hoe het nu verder moest met Dinootje, liep het kleine dinosaurusje naar de omgewaaide holle boom waar Kevertje hem als ei had gevonden. Tussen de boomwortels duwde Dinootje een berg bladeren en stenen opzij. Tot Kevertjes grote verbazing kwam er een grote stenen trap tevoorschijn! Hij volgde Dinootje de trap af naar beneden en toen de kleine dino na een tijdje stopte, keek Kevertje nieuwsgierig tussen de poten van zijn grote vriend door. Kevertje kon zijn ogen niet geloven: voor zich zag hij een geheime dinosauruswereld vol grote en kleine dinosaurussen. Terwijl hij met open mond stond te kijken, kwamen er twee grote dinosaurussen op hen af die precies op Dinootje leken!

En inderdaad, het waren de papa en mama van Dinootje. Dankbaar bogen ze hun lange nekken en glimlachten vriendelijk naar Kevertje.
Kevertje gaf Dinootje een dikke knuffel en zei: “Het is goed, Dinootje, ga maar. Maar mag ik nog wel eens langskomen om met je te spelen?�
Dinootje knikte hevig met zijn kop en gaf Kevertje nog een dikke dinokus.
Kevertje lachte en ging toen terug naar zijn holletje.
En weet je wat? Kevertje ging nog heel vaak op bezoek bij Dinootje en samen hadden ze altijd de grootste lol.

Streepje en de olifant

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Streepje is een zebra baby
Maar niet zo wankel als voorheen
Ze wordt al sterk en kan goed lopen
Ze zwemt, maar nog niet alleen

Samen met haar pap en mam
Omringd door heel de kudde
Ziet ze grote grijze dieren
En de grond die heel hard schudde

De olifanten groot en grijs
Met flapperende oren
Staan met z’n allen op een rij
Je kunt ze heel duidelijk horen

Ze trompetten met hun slurf
Ze stampen met hun voeten
Streepje ziet ze goed
Ze hebben leuke snoeten

Dan kijkt ze heel voorzichtig verder
Naar de kleine in de groep
Lijkt wel sprekend op zijn mama
Speelt met de staart van ome Joep

Opeens voelt onze Streep zich stoer
Gaat bij het olifantje kijken
Tussen al die grote reuzen
Zal zij wel een dwergje lijken

Olifantje is heel guitig
Speelt met de staart van iedereen
Blaast zand rond met haar slurf
En kijkt nieuwsgierig om haar heen

Dan zien de kleintjes een plasje water
Spelen daar de hele dag
Water spettert in de rondte
Lekker vies zijn, ja dat mag

De mama’s van de kleine dieren
Kijken toe, en passen op
Ze mogen niet ver uit de kudde
Zeggen af toe dus : stop

In de buurt van mama blijven
Buiten is er veel gevaar
Daar zijn nog meer grote dieren
Dus binnen de kudde blijven maar

Na een dag en heel veel spelen
Wordt het tijd voor slapen weer
Olifantje is snel vertrokken
Droomt al van de volgende keer

Streepje slaapt die nacht heel rustig
Heeft twee vriendjes oh zo fijn
Droomt dat beide met haar spelen
Zou dat ooit kunnen zijn?

Aapje is nu ergens anders
Olifant moet ook op stap
Naar het oerwoud in de verte
Korte pootjes hollen rap

Ja ze trekken nu al door
Zwaaien met hun staart en slurf
Streepje roept gedag en hoor
Olifant trompettert, wat een durf

Dan trekken ook de zebra’s verder
Nieuwe dingen komen snel
Vriendjes, grote dieren of iets anders
Streepje denkt ik zie het wel

 

CC0 Creative Commons – bron: pixabay.com

Sinterklaas redt knuffelbeer Bjorn

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Bjorn de knuffelbeer is blij. Hij gaat logeren bij Lex! Elk weekend mag hij op vakantie bij een ander kind uit de klas van juffrouw Yvon. Hij is dit jaar al bij Thijs, Stan, Hatice en Femke geweest. Logeren is spannend. Je hebt een ander bed, je krijgt ander eten en je hebt heel even een andere papa en mama.

Lex en Bjorn hebben het erg leuk samen. Ze spelen met de dino’s. Lex heeft er wel duizend! Die wonen allemaal in zijn kamer. Zijn lievelingsdino gaat mee in bed. En Bjorn mag er nu ook bij!

De volgende dag komt Sinterklaas op het werk van mama. Bjorn mag niet mee. “Het is er veel te druk,” zegt mama, “we raken hem kwijt. En dan zijn al je klasgenootjes maandag heel verdrietig. Want er zijn heel veel jongens en meisjes bij wie Bjorn nog niet heeft gelogeerd.”
Lex begrijpt het. Hij geeft Bjorn een dikke kus en legt hem in bed: “Ga maar lekker slapen, ik ben zo weer terug.” Maar Bjorn wil niet slapen, hij wil mee! Stiekem klimt hij uit bed, loopt de trap af en verstopt zich in de tas van mama.

Op het Sinterklaasfeest is het superdruk. Er zijn heel veel kinderen en nog veel meer grote mensen. Als Bjorn voorzichtig zijn hoofd boven de tas uitsteekt, ziet hij alleen maar benen! Hij wil naar Lex, maar die is nergens te zien. De mama van Lex had gelijk, hier raakt hij kwijt. Daarom blijft Bjorn veilig zitten waar hij zit.
Opeens komt tussen alle benen door Lex tevoorschijn. Hij springt op en neer. “Ik moet plassen, ik moet plassen!” Dit is een spoedgeval. Mama grijpt haar tas met de ene hand en Lex met de andere. Ze rennen door de gangen. O, o, als ze maar op tijd bij de wc zijn. Ze willen natuurlijk geen overstroming! Ze rennen de laatste bocht om. De tas zwaait door de lucht en… Bjorn vliegt eruit!

Mama en Lex merken het niet en rennen door. Nu is Bjorn helemaal alleen! Hoe moet hij ooit thuiskomen? De tranen glijden over zijn wangen.
“Bjorn, waarom huil je?” vraagt opeens een bekende stem. Bjorn kijkt omhoog. Daar staat Sinterklaas!

CC0 Creative Commons – bron: pixabay.com

“Ik ben Lex kwijt,” snikt Bjorn.
“Hij komt je vast wel zoeken,” zegt Sinterklaas.
“Nee, dat kan niet,” huilt Bjorn, “hij weet niet eens dat ik kwijt ben. Lex denkt dat ik veilig thuis in zijn bed lig. Ik ben stiekem meegegaan.”
Sinterklaas schudt zijn hoofd. “Dat is niet zo slim, Bjorn,” zegt hij. “Maar ja, gebeurd is gebeurd. Eens kijken hoe we dit oplossen.” Sinterklaas wrijft nadenkend door zijn baard. Opeens lacht hij. “Ik weet het!” roept hij. “Ik breng je op mijn paard gauw naar het huis van Lex. Mijn paard kan heel hard rennen. Ga je mee?”

Even later galoppeert het paard met Sint en Bjorn op zijn rug door de straten. Hij springt over hekken en sloten, stapt voorzichtig onder de lage takken van bomen door en draaft over de daken.
In het licht van de maan ziet Bjorn opeens het huis van Lex. “We zijn er!” roept hij blij. Het paard van de Sint springt op het balkon bij de slaapkamer van Lex en Sinterklaas opent de deur. “Ga maar gauw slapen,” zegt hij tegen Bjorn. “Je zult wel moe zijn na zo’n avontuur.”

Midden in de nacht komt Lex thuis. Zachtjes trekt hij zijn pyjama aan, hij wil Bjorn niet wakker maken. Met zijn nieuwe dino kruipt hij in bed. Hij kijkt naar de lieve knuffelbeer die heerlijk slaapt. Wel een beetje zielig dat Bjorn niet mee mocht, hij heeft vast een supersaaie avond gehad. Morgen gaat hij hem alles vertellen over Sinterklaas, de cadeautjes en de bijna-overstroming. Zo kan Bjorn maandag op school toch nog iets   spannends zeggen in de kring…