Is Kabouter Pim nieuw voor je? Lees dan eerst zijn eerste verhaal: Kabouter Pim en de magische bloem.

Het was een mooie herfstdag. Kabouter Pim was in zijn tuintje aan het werk. Margriet, de magische bloem, stond in een grote bloempot naast hem. Pim had voor haar die grote bloempot gemaakt. Er hingen twee riemen aan zodat hij die als een rugzak kon dragen. Zo kon hij Margriet gemakkelijk verplaatsen en meenemen. Ze waren beste vrienden geworden.

“Pim, ik… Ik weet weer iets!” riep Margriet opeens.
Pim legde zijn schopje neer en draaide zich naar haar. Dit waren belangrijke momenten. Pim en Margriet hadden al veel gebabbeld en het was gebleken dat Margriet niet veel meer over haar verleden wist. Ze wist niks meer over haar mama of papa, ze wist niet of ze ooit andere vriendjes had gehad, ze wist zelfs niet hoe ze tussen de doornstruiken terecht was gekomen!
Nu ze bij Pim was en weg van tussen die struiken, begon ze zich echter beetje bij beetje dingen te herinneren. Zo had ze zich iets herinnerd over haar mama: ze wist niet hoe ze heette of hoe ze er uit zag, maar het was plots bij haar opgekomen dat haar mama heerlijk naar bloemen rook. Dat was totnogtoe de enige herinnering die ze over haar moeder had…

“Ik herinner me… Ik was aan het lopen, aan het weglopen van iets. En plots kwam ik aan de beek. Ik kon niet meteen een weg zien om over de beek te geraken en…”
Margriet was diep aan het nadenken. Haar oogjes waren toegeknepen.
“Er was een tovenaar! Daarvoor was ik aan het weglopen! En toen ik bij de beek kwam, heeft hij mij vastgetoverd en die struiken rond mij doen groeien!” riep ze plots uit. Ze keek nu met grote ogen naar Pim.
“Er was een tovenaar, Pim. Ik ben niet altijd een bloem geweest!”

Margriet en Pim praatten er nog een tijdje verder over. Uiteindelijk besloot Pim om die tovenaar op te zoeken en ervoor te zorgen dat hij Margriet weer omtoverde. Margriet wou liever dat hij dat niet deed: straks werd Pim ook in een bloem omgetoverd! Of nog iets ergers! Maar Pim was niet te overtuigen: hij was vastbesloten Margriet te helpen.

De volgende dag vertrokken ze samen op pad. Pim en Margriet. Na wat rondvragen was Pim al snel te weten gekomen waar die boze tovenaar zich ophield: in het kasteel in de hoofdstad van Kabouterland. Blijkbaar had die tovenaar al een tijdje de macht over Kabouterland overgenomen toen de Koninlijke Familie plots was verdwenen, maar Pim, die in zijn eentje aan de rand van Kabouterland woondde, had daar nog niks van gemerkt.
“Ben je zeker dat dit de weg naar de hoofdstad is, Pim?” vroeg Margriet toen ze een tijdje onderweg waren. Pim trok immers steeds dieper het bos in.
“Nee hoor Margrietje, we gaan eerst bij een vriend op bezoek. Hij zal ons wel willen helpen,” antwoordde Pim.

Margriet keek verbaasd hoe, na een bijzonder donker stuk woud, ze plots bij een open grasland kwamen. Er waren enkele donkere stippen te zien in de verte. Nadat ze een tijdje daar aan de rand van het grasland hadden gewacht, kwamen die stippen plots dichterbij. Het waren… Kabouterpaarden? Nee… Toen ze nog dichter kwamen kon Margriet het zien.
“Kaboutereenhoorns! Ik wist niet dat er kaboutereenhoorns leefden in Kabouterland?” zei Margriet verbaasd.
“Ja hoor,” antwoordde Pim. “Ik heb er ooit eens één gevonden die ziek was na het eten van een giftige plant. Ik heb ‘m er toen bovenop geholpen en sindsdien zijn we vrienden.”

CC0 Creative Commons – bron: pixabay.com

Toen de kudde eenhoorns bij hen gekomen was, boog Pim diep. Margriet vloog bijna over zijn rug op de grond.
“Hé Pim, pas op!” riep ze geschrokken.
“Oei sorry Margriet! Ik was even vergeten dat je mee ging buigen,” zei Pim beschaamd.
De voorste van de eenhoorns, een grote zwarte hengst met een mooie gedraaide hoorn op zijn voorhoofd, keek Pim en Margriet verbaasd aan. Een sprekende bloem? Dat had hij nog nooit gezien.
“Julius, dit is Margriet,” stelde Pim haar voor. “Margriet, deze hengst is Julius. Hij is de leider van de kudde.”
Julius boog zijn hoofd even naar beneden, en Margriet probeerde hetzelfde te doen. Dat is niet zo eenvoudig als bloem.

Julius kon geen kaboutertaal spreken. Hij begreep het wel, maar kon de woorden niet zelf vormen. Daarvoor had hij niet de juiste mond. Dus keek hij nu naar Julius en hield zijn hoofd schuin. Pim begreep hem meteen:
“Margriet is omgetoverd in een bloem, Julius. De boze tovenaar die zijn intrek nam in het kabouterkasteel heeft dat gedaan. We gaan die tovenaar opzoeken en hem Margriet terug doen omtoveren. Zou je ons willen helpen…?”
Julius knikte meteen zijn hoofd. Pim had hem geholpen toen hij in nood zat, nu zou hij Pim ook helpen!

Pim klom op de rug van Julius. Margriet zat nu op de rug van Pim, die op de rug van Julius zat. Wat een bijzonder zicht moeten ze geweest zijn! Zo vertrokken ze samen op pad. Naar het kabouterkasteel… en de boze tovenaar.

Reageer!