Koning Kaskoeskie staarde uit het raam van zijn paleis. Als je goed keek, zag je zelfs een paar tranen in zijn ogen. O, wat zou hij graag ook eens meedoen met die leuke sport die hij een heleboel kinderen en zelfs volwassenen op straat zag doen. Hij had van Krokeledokus, zijn hofnar, gehoord, dat die mensen aan het skaten waren en het leek hem zo leuk om dat ook eens te proberen! Maar ja, als je koning bent, dan verwacht niemand je zomaar op straat op een stel wieltjes te zien rijden. Daar is een koning toch veel te deftig voor!
Net toen Kaskoeskie zo aan het piekeren was, kwam de trouwe Krokeledokus binnen. Hij zag meteen dat zijn koning had gehuild. “Wat is er aan de hand, uwe Majesteit?� vroeg hij.
De koning vertelde aan Krokeledokus dat hij zo vreselijk graag ook eens wilde skaten. Samen bedachten ze een plannetje. Krokeledokus zou voor skates zorgen. Er zou een lange gang in het paleis voor iedereen worden afgesloten, behalve natuurlijk voor de koning en zijn hofnar. Daar zou de koning dan rustig kunnen oefenen.
En zo gebeurde het. De koning ging skaten in het paleis. De enige die er wat van te zien kreeg, was Krokeledokus. Koning Kaskoeskie was nog maar één minuut bezig of hij viel al achterover. “Au, mijn kon… mijn achterste doet zeer!� riep hij.
Nadat hij nog een paar keer lelijk was gevallen, reed hij nu door de paleisgang met dikke handschoenen aan, want dan deden zijn handen niet zoveel pijn wanneer hij voorover viel. Ook had hij met een paar riemen een dik kussen onderaan zijn rug gebonden, zodat zijn koninklijke achterwerk niet helemaal bont en blauw werd. Eigenlijk was het geen gezicht en het was dus maar goed dat het paleispersoneel er niets van zag.
Koning Kaskoeskie had de hele middag geoefend en toen het etenstijd was, had hij het rijden op de skates al aardig onder de knie.
“Nu wil ik het wel eens op straat proberen,� zei hij tegen Krokeledokus. Die ging meteen aan het werk en even later sloop de koning naar buiten. Hij had een oude jas van een oom van Krokeledokus aan.
Even later reed hij met een aardig vaartje op zijn skates door de straten van de hoofdstad. Tot hij de eerste inwoner van de stad tegenkwam. Die keek even naar de eenzame skater en zei toen meteen: “Goedenavond, Sire!�
Kaskoeskie was stomverbaasd! Hoe kon die man hem nu herkennen met die oude jas aan! Zo vlug als hij kon, reed hij naar het paleis terug. Krokeledokus stond hem al op te wachten.
“Snap jij daar nu iets van?� vroeg de koning aan zijn trouwe knecht.
Welnu, die moest heel hard lachen. “Komt u maar eens mee naar de spiegel, Sire,� zei hij. Toen de koning voor de spiegel stond, zag hij al snel wat er mis was met zijn vermomming. Op zijn koninklijke hoofd stond nog altijd heel netjes zijn gouden kroon.
O, wat was hij dom geweest!
Die dag en de volgende dagen kwam er niets meer van het skaten terecht. Maar nog geen week later stond koning Kaskoeskie weer op zijn skates. Gelukkig was hij deze keer niet vergeten om zijn kroon af te zetten. Omdat hij ook nog een valse snor op zijn bovenlip had geplakt, was er de hele avond niemand die hem herkende. Hij trof bij een pleintje een stel andere skaters en met wel een man of tien werden steeds weer nieuwe sprongen geoefend en nieuwe trucjes van elkaar afgekeken. Koning Kaskoeskie had nog nooit van zijn leven zo’n leuke avond gehad.
“Kom je morgen weer?� En: “Hoe heet jij?� vroegen een paar van zijn nieuwe vrienden.
“Ik zal het proberen,� zei de koning. “En ik heet Kas.�
Bijna elke avond kon je de koning met zijn vrienden zien sporten. Op een avond kreeg één van hen een idee en een paar dagen later hingen er overal in de hoofdstad vuurrode aanplakbiljetten. Daarop stond dat er de komende zaterdagavond een grote skatewedstrijd zou worden gehouden.
Koning Kaskoeskie besloot aan de wedstrijd mee te doen. Eerst moesten er vijf rondjes om het plein worden gereden. Tot zijn eigen verbazing won de koning dat deel! Toen moest er een hele reeks behendigheidsoefeningen worden gedaan. Soms lukte het onze koning wel om goede punten te halen, maar soms ook niet. Aan het einde van de avond werden de winnaars bekend gemaakt. De man die de prijzen uitreikte, zei: “De derde prijs is gewonnen door Karel de bakker. De tweede prijs door Jelmer de schoenmaker en de eerste prijs gaat naar mijn grote vriend Kas!�
Even was hij stil en vervolgde toen: “Eigenlijk weet ik niet eens wat mijn vriend Kas voor beroep uitoefent.�
Toen stapte ‘Kas’ naar voren. Hij trok de oude jas uit, rukte de snor van zijn bovenlip en haalde uit de wijde zak van zijn jas zijn kroon tevoorschijn! Het was doodstil op het plein. Toen barstte er een gejuich los, zoals de inwoners van de hoofdstad nog nooit hadden gehoord. “Lang leve onze sportieve koning!� riepen ze zo hard als ze konden.
Koning Kaskoeskie was populairder dan ooit.
De volgende dag verscheen er een grote ploeg arbeiders in de paleistuin. Ze werkten dag en nacht en aan het einde van de week stond er in de tuin een prachtige skatebaan, waarop iedereen gratis mocht skaten. Ook koning Kaskoeskie kon je daar zo nu en dan vinden en soms vond hij het jammer dat hij het zo druk had met het land besturen, omdat hij liever zijn skates wilde besturen!