Baby Alexander

0
Copyright Jeroen

Het was een zeer speciale dag vandaag. Arno zou een baby broertje krijgen! Hij begreep eigenlijk niet zo goed hoe dat zou gaan. Zijn papa zei dat zijn broertje in mama haar buik zat. Dat vond Arno wel vreemd, mensen zaten toch niet in een buik?
Arno stelde zich voor dat het was zoals bij een kangoeroe, daar zit de baby in de mama haar buidel.

Mama en papa waren heel blij dat de nieuwe baby op komst was. Arno wou ook wel een broertje, maar zijn mama en papa waren zó blij dat mama soms zelfs gewoon begon te wenen. Papa zei dan altijd dat het door de baby was en dat het blije tranen waren. Arno was ook blij, maar hij ging nu toch niet gaan wenen voor zijn nieuw broertje.

Een onbereikbare droom

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Op een mooie lentenamiddag besloot Alice om een zwemtochtje te maken door de zee. Ze passeerde een school kleurrijke vissen, enkele mooie koralen en ze voelde de eerste zonnestralen door het water op haar lichaam stralen.
“Ach, wat is het toch fantastisch om een zeemeermin te zijn,” zei Alice tegen zichzelf.
De wereld van zeemeerminnen is zeer mooi. Ze kunnen alle hoeken van de onderwaterwereld ontdekken terwijl ze zonder problemen onder water ademen.

Na een leuke zwemtocht ging Alice terug naar huis. Het was nog een eindje zwemmen naar haar huis want jammer genoeg woonde Alice niet in de buurt met de mooie koraalriffen en visjes. Nee, Alice woonde in het grauwe deel van de zee waar er veel afval lag van de mensen die dat op het strand hadden achtergelaten. Alice woonde in deze buurt omdat ze in een minder rijke familie geboren was dan andere zeemeerminnen. Maar hoewel Alice dan misschien niet de mooiste schelpen had, was ze altijd gelukkig en hield ze heel veel van haar familie.

Het erwtje

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Er was eens lang geleden een erwtje Piwi genaamd. Piwi was het zoontje van meneer en mevrouw Boon. Hij hing maar wat rond op het veld tot op zekere dag men hem plukte, grondig waste en samen met duizenden andere erwtjes in een bokaaltje stopte.
Piwi huilde in het begin erg hard omdat hij helemaal niet makkelijk zat in de bokaal. Maar na een tijdje leerde hij zijn makkers Groentje en Lichtgroentje kennen en vond hij het al wat prettiger in die bokaal. Ze werden zelfs dikke vrienden en zaten met hun gedrieën knusjes en gezellig aan het raam van de bokaal.

Piwi keek naar buiten en zag dat ze werden opgeladen in een groot ding op wielen. Na een tijdje werd het donker en hoorden Piwi en zijn vrienden niks anders meer dan het geronk van een motor. Af en toe werden ze flink door elkaar geschud.
Na enkele dagen werden ze gewekt door een verschrikkelijke knal.
“Hé, wat gebeurt er?” schreeuwde Piwi.
“Kweetniet,” zeiden Groentje en Lichtgroentje in koor.
En een gerinkel en geklingel en geklangel volgde na de knal. Plots bevonden ze zich op straat, want alle bokalen waren kapot. Het was aan de rand van een bos. Het grote ding met de motor lag op zijn zijkant en pufte zachtjes.
Piwi zei tegen zijn vriendjes: “Kom, we gaan er vandoor!”
En zo snel hun dunne beentjes hen konden dragen rollebolden ze weg.

Ze gingen het struikgewas in en na een tijdje kwamen ze bij een rivier.
“Als we nu eens een vlot maken,” stelde Groentje voor.
“Een vlot? Hoe?” zei Lichtgroentje.
“Met takjes, kijk er liggen genoeg takjes op de grond!” antwoordde Groentje.
Als gekken begonnen ze met hun drieën takjes te sprokkelen en aan elkaar te knopen met gras.
“Voila,” zei Piwi na enkele uren, “ons vlot is af!”

Wat later dobberden ze met hun drieën op het vlot de rivier af. Na enkele uren stroomafwaarts te gaan, kwamen ze in een stad aan. Wat een zicht, ze zagen een grote toren en enkele prachtige oude gebouwen, soms gingen ze met hun vlot onder een brug en links en rechts van de grote rivier stond een bordje met ‘SEINE’ op.
“Huh,” zei Piwi, “ik denk dat we in Parijs zijn.”
“P’rijs ? Wa is da?” zegden Groentje en Lichtgroentje in koor.
“Hebben jullie dan niet goed opgelet op de erwtenschool misschien?” vroeg Piwi en hij was een beetje op zijn groene teentjes getrapt.
Zijn beide vriendjes schudden het hoofd. Piwi draaide zich verontwaardigd om.
“Kijk, daar staat de Eifeltoren en daar is de Notre-Dame,” en Piwi wees de gebouwen aan. “De Notre-Dame is een oude kerk waar vroeger nog Quasimodo heeft gewoond,” voegde hij toe.
“Hoe heet dat beest?” vroeg Groentje.
“Laat maar,” mompelde Piwi.

Het was een vermoeiende reis geweest. Op een bepaald moment vielen ze dan ook alle drie in slaap. Maar wat later werden ze gewekt omdat het vlot plots enorm begon te schokken. Ze wreven zich de groene oogjes uit en keken rond. Vlak naast hen vaarde een enorme
boot en ze moesten zich stevig vasthouden aan het vlot.
Ze kwamen op een groot water aan.
“Dit is de Atlantische oceaan,” sprak Piwi.
“D’ atalantiese wat?” zei Lichtgroentje.
Piwi besefte dat zijn beide vriendjes niet erg snugger waren en reageerde niet. Hij vroeg hen beleefd om hun erwtenmond te houden en te luisteren.
“Ik denk dat we binnen enkele uren in Afrika zullen aankomen. Dat is een mooi land, waar allemaal blije mensen wonen.”
Groentje en Lichtgroentje keken elkaar aan.
“Kijk, ginds ligt China,” en Piwi wees over de oceaan.
In de verte zagen ze een strand en er liepen gele mensen op.
“China is een zeer groot land en daar eet men geen erwtjes maar rijst,” verklaarde Piwi.
“Oh, laten we dan maar daar gaan wonen, ik wil niet opgegeten worden!” zei Groentje.
“En ik ook niet, want ik wil niet tussen wortelen of zo belanden, ik haat wortelen!” zei Lichtgroentje.
“Geen schrik vrienden, ik zorg er wel voor dat we met ons vlot op een goede bestemming geraken,” zei Piwi weer.

Enkele dagen later wees Piwi naar de horizon. “Kijk, ginds ligt Amerika, dat noemt men het beloofde land. Als je heel goed kijkt, zie je
de skyline van Manhattan”.
Groentje en Lichtgroentje gaven hun ogen goed de kost en genoten van het zicht en de uitleg van hun vriend Piwi. Na lange tijd varen kwamen ze ook voorbij Egypte, Israel, Chili, Spanje, Frankrijk, Denemarken en nog heel wat andere landen.

Uiteindelijk kwamen ze in een klein landje aan.
“Ik denk dat we nu in België zijn,” zei Piwi.
“Maar dan zal men ons oppakken en opeten!” schreeuwden zijn vriendjes in paniek.
Ze hadden dit nog maar net geroepen of een grote golf gooide hun vlotje op het strand. Toen ze verdwaasd op het strand lagen, werden ze opgepakt door iets. Ze keken naar boven en zagen een lief blond jongetje dat hen zachtjes in zijn hand hield.
“Ooh, dit zijn mooie erwtjes voor in de les biologie,” zei het kereltje.
Hij stak de drie vriendjes in zijn broekzak.

De volgende dag nam hij ze mee naar school en hoorden ze iemand iets vragen.
“En…jongens, hebben jullie allemaal jullie erwtjes bij?” vroeg een grote dame.
De kleine jongen haalde de drie vriendjes uit zijn broekzak. Plots stonden er wel dertig jongetjes rondom hem.
“Wel, wel, waar heb jij die mooie en grote erwten gevonden?” vroeg de dame.
“Op het strand juf, echt waar!” zei het jongetje.
“Oké kinderen, allemaal terug op jullie plaats nu. Dus je weet het: als je thuiskomt steek je de erwtjes in een stuk spons en doe er water bij en laat me weten wat er gebeurt na enkele dagen, goed?”

De kleine jongen reed wat later met zijn fietsje huiswaarts. Hij ging naar de garage en zocht een spons, knipte er een groot stuk uit en stopte dat stuk in een glazen bokaaltje. Dan stopte hij er de drie vriendjes in en goot er water bij.
“Lekker hé,” zei Piwi, “zo’n douche.”
“Ja tof, maar ik krijg precies wat scheuten links aan mijn lijfje,” zei Groentje.
“Ik ook,” zei Lichtgroentje.
Ze waren verbaasd en een beetje bang. Vanop de vensterbank zagen ze dat het kereltje in de tuin speelde met zijn hond. De zon maakte hun erwtenvelletje lekker warm en ze vielen in slaap.

Na een lange tijd werden ze wakker. Ze konden hun ogen niet geloven, de pot zat vol bladeren die uit hun lijfje kwamen en de pot werd zelfs te klein voor hen!
Elke dag kieperde het jongetje er nog wat water bij. Na drie weken werden ze in de grond gestopt en de drie kameraadjes voelden zich
uitstekend, alsof het zo moest zijn, ze voelden zich geweldig!
“Misschien tot kijk vriendjes,” zei Piwi en hij knikte naar Groentje en Lichtgroentje alvorens het jongetje hem in de grond stak. Ze knikten terug en ook in de grond gestoken.
Na enkele weken stonden er op die plaats drie reuzenstruiken met bonen aan, zo groot als sinaasappels.

“Wel buurman, waar heb jij die superbonen gehaald?” vroeg een man aan de vader van het kereltje.
“Mijn zoontje heeft die gevonden!”

Na alweer enkele dagen werd plots de grond omgewoeld. Als bij toeval belandden Piwi, Groentje en Lichtgroentje weer bij elkaar. De plantjes die uit hun lijf groeiden waren weg, hun haar was weg en ze hadden vele rimpels. Ze voelden zich moe maar gelukkig.
“Ja,” zei Piwi, “we hebben goed gewerkt denk ik.”
En de papa van het kind gooide de reuzenbonen in een mandje en droeg ze in het huis.
“Prachtig schat, dat zal smaken,” zei een vrouwenstem.
De drie vriendjes werden achtergelaten in het zand. Piwi, Groentje en Lichtgroentje keken elkaar lachend aan. Nog weken lagen ze in de zon te genieten van hun oude dag.
Als ze zich verveelden vertelde Piwi over de vele landen die ze bezocht hadden. En op een heldere sterrennacht, kwam de erwtengeest hen rustig halen en met zijn drieën vlogen ze naar de eeuwige erwtenvelden waar ze nog lang en gelukkig leefden en later erg wijze erwtengeesten werden…

Het draakje dat geen kuiken was

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Krak, Krak, Krak, Krak, Krak…
Eén na één kwamen de kuikentjes uit de eieren. Met z’n vijven waren ze al.
Piep, piep, piep, Tsjip, Tsjip, Tsjip…
Donzig gelig wit, gelig met spikkeltjes. Op steltjes waggelend toonden ze zich aan iedereen. Moeder kloek was fier op haar kroost. Vijf telde ze er al… Maar er was nog een ei! Een groot, groen ei met spikkels! Was dit wel een ei van haar?
“Ei? Ei? Ben jij wel van mij?” kakelde moeder Kloek.

Opa en de oude kraai

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Joris loopt door de Kerkstraat, Hondje huppelt naast hem.
“Hallo Joris,” hoort hij roepen.
Het is opa Verschuren. Hij zit met een paar oude kameraden op een bankje onder de eik die midden op het Kerkplein staat en rookt tevreden zijn pijpje. Heel lang geleden zijn ze samen soldaat geweest, heeft opa wel eens verteld.
“Dag opa,” roept Joris. Hij zwaait en loopt door.
“Wat heb je een haast jongen?” zegt opa.
“Ik moet een boodschap doen voor moeder, opa.”

Reisje naar Monoko, de vliegende hond

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Ver boven de wolken in de mooie blauwe lucht heeft Monoko, de vogelhond, het druk in zijn kasteel.
De stralen van de sterren zijn naar huis gegaan en de rode morgenzon begroet hem met een glimlach. “Hallo Monoko,” zegt Alex de rode morgenzon, “heb je lekker geslapen of was Joris je weer aan het plagen?”
Joris, één van de grotere sterren, komt soms heel dichtbij en schiet dan een lichtstraal door de kamer waar Monoko slaapt. Dan is Monoko meteen wakker en kan hij niet meer slapen.
“Nee hoor,” zegt Monoko, “ik heb vannacht heerlijk geslapen en ben benieuwd wat de dag mij te vertellen heeft.”

Altijd netjes?

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Tante Netje komt vanmiddag. Ze komt Jaapje brengen. Bobby’s mama past vanmiddag op Jaapje, omdat tante Netje weg moet.
Bobby vindt haar niet leuk. Ze is veel te netjes: alle kopjes in haar kast staan met de oortjes naar dezelfde kant, alle stapels met boeken liggen keurig recht. Er is nooit rommel. Je kunt daar niet fijn spelen. Je mag wel met de auto’s rijden, maar niet op de grond, dan word je vies, maar het mag ook niet op de tafel, want dan komen er krassen op. Niet leuk dus.
Jaapje is ook altijd netjes: zijn veters zijn nooit los, zijn kousen nooit afgezakt en zijn haren zitten altijd netjes naar een kant gekamd.

De bel gaat. Daar zijn ze dan. Tante Netje en Jaapje. Ze zitten naast elkaar, allebei netjes. Ze drinken een kopje thee samen met Bobby en zijn mama.
Tante Netje vertrekt. Ze geeft Jaapje een zoen, heel voorzichtig, op zijn wang. “Zul je lief zijn, Jaapje, en zul je je niet vies maken? Ik kom je straks weer halen.”
Ze zwaaien nog voor het raam. “Dag, mama!”
“Dag, tante Netje!â€�

“Kom Jaapje, even mee naar boven,” zegt mama. “Doe maar een stel kleren van Bobby aan. Dan gaan we lekker spelen vanmiddag en blijven jouw kleren helemaal schoon.”
Jaapje vindt het wel een beetje raar. Hij krijgt ondergoed, sokken, een spijkerbroek en een lekker warme trui, allemaal van Bobby. Hij legt zijn eigen kleren op een stoeltje, heel netjes, natuurlijk.
Beneden staan nog regenlaarzen.
“We gaan lekker naar buiten, jongens,” lacht mama en ze doet Bobby zijn jas aan. Dan geeft ze Jaapje een ander jasje van Bobby aan.

Buiten waait het hard. Het heeft ook nog geregend, maar nu is het droog. Ze lopen naar het speeltuintje aan het einde van de straat. Bobby klimt snel op de trap van de glijbaan.
Jaapje weet niet wat hij moet doen. Er ligt allemaal zand en straks wordt hij misschien wel vies.
“Kom op Jaap!” roept mama. “We gaan lekker klimmen en glijden.”
Ze doet het voor. Ze klimt op de trap en glijdt naar beneden. “Joehoe!!” gilt ze. Ze past nog net in de glijbaan, want ze is heel dun.
Jaapje klimt ook de trap op. Hij vindt het heel spannend. De wind waait zijn haren door elkaar. Als hij bovenaan de glijbaan zit, lacht hij naar mama en Bobby. “Ik kom,” roept hij en hij roetsjt naar beneden; “Joehoe!!”

Er is ook een klimrek van dikke touwen. Bobby vindt dat het leukste van de speeltuin. Hij klimt overal door en overal op. Soms laat hij zich op de grond vallen, in het witte zand.
Jaapje probeert het ook eens. Hij voelt de kou niet meer. Van dat klimmen wordt hij lekker warm.
Mama klimt ook op het klimrek. Als ze er alle drie bovenop zitten, haalt ze drie drinkpakjes uit haar jaszak, en drie doosjes rozijntjes. “Even pauze, jongens.”
Ze zitten lekker hoog en slurpen de drinkpakjes leeg. Jaapje ook? Jaapje ook, want buiten mag je slurpen, vindt mama.

Ze gaan ook nog op de schommel. Dat is een heel groot net waar je met zijn tweeën in kunt zitten.
Bobby en Jaapje gaan er in liggen en doen hun ogen dicht. Mama duwt. Ze voelen hoe ze op en neer gaan, heen en weer, het is alsof ze vliegen in een echt vliegtuig!

~~~

Ze lopen weer terug naar huis, een beetje moe van het glijden, klimmen en schommelen. Bobby en Jaapje huppelen naast mama.
Ineens stapt mama in een plas en spettert Jaapje helemaal nat. Jaapje kijkt verschrikt omhoog. Hij ziet het lachende gezicht van Bobby’s mama.
“Ze deed het expres,” gilt Bobby.
Even verderop lig weer een plas. Nu springt Bobby er in. Hij spettert mama en Jaapje helemaal nat. “Hahaha!”

CC0 Creative Commons – bron: pixabay.com

Vlakbij hun huis ligt een heel diepe plas. Ze geven elkaar een hand, “één, twee drie… Spring!” en springen alle drie tegelijk in de plas. Nu zijn ze echt kletsnat.
Jaapje valt om, in het water en ze moeten samen zo hard lachen dat ze dubbel buigen en bijna buikpijn krijgen.

Als ze thuis zijn, doen ze gauw hun natte kleren uit. Mama stopt alles in de wasmachine en zet de kinderen in een lekker warm bad. Met zacht bubbeltjes-schuim tot aan hun neuzen.
Ze wassen al het zand uit hun oren en uit hun haren. Mama helpt met afdrogen en aankleden. Jaapje doet zijn eigen kleren weer aan. Zijn haren zijn geföhnd en zitten heel netjes, zijn kousen even hoog en zijn veters gestrikt.
Ze gaan naar beneden. Ze spelen met de auto’s en rijden de hele kamer door.

Ineens gaat de bel. Tante Netje, nu al terug?
Ze drinken weer een kopje thee. Tante Netje zit op haar stoel heel netjes recht. Jaapje zit op zijn stoeltje, ook heel netjes recht.
“Je hebt je helemaal niet vies gemaakt,” zegt tante Netje. “Dat is fijn. Zie je wel, dat je ook lekker kunt spelen zonder je vies te maken?”
Jaapje lacht naar Bobby en naar Bobby’s mama.
“We hebben fijn gespeeld en ik wil nog wel eens terug komen. Mag dat alstublieft?”
“Natuurlijk,” zegt mama, “we vinden het heel gezellig als je komt.”

Jaapje lacht. Ze hebben een geheimpje, Bobby, Bobby’s mama en Jaapje, en daar hoeft tante Netje lekker niets van te weten!

De nieuwe boomhut

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Arthur keek superhard uit naar de vakantie. Niet alleen omdat hij dan wat langer mocht opblijven en hij veel leuke dingen met mama, papa en zijn broertje Bert deed, maar vooral omdat hij een boomhut kreeg. Na heel lang vragen en flink zijn, kregen Arthur en zijn broer Bert er eindelijk eentje.

In hun tuin was er de perfecte plek voor. Samen met papa en Bert had Arthur het ontwerp voor hun boomhut gezocht. Blijkbaar waren er wel nog veel vormen voor boomhutten. Uiteindelijk was het een rechthoekige boomhut met steunpalen geworden. De boomhut ging tussen twee oude eiken komen, maar mama had nog steeds die steunpalen geëist.

Papa was vorige zaterdag al alles gaan halen dat nodig was. Omdat het wel heel veel werk was om zoiets te bouwen, kwam nonkel Mark helpen. Arthur en Bert wilden ook graag helpen, maar papa vond dat ze daar nog een beetje te jong voor waren. Het zou zwaar werk worden! Ze mochten wel helpen met het gereedschap aan te geven.

Papa mag niet te laat komen

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Kate is negen jaar en ze zit op ballet. Ze vindt het zo leuk dat ze drie keer in de week hard gaat oefenen. Volgende week mag Kate meedoen aan een voorstelling. Ze mag dansen met meer dansers en danseressen. Er is mooie muziek en iedereen mag komen kijken. Ook papa en mama.

Alleen is het zo dat de papa van Kate nooit kan komen kijken. Hij is nog nooit naar een balletles geweest…

Lotte gaat Tim redden

0
CC0 Creative Commons - bron: pixabay.com

Lotte woont midden in het bos. Haar vader is boswachter. Oma komt straks. Mama bakt appeltaart. Dat ruikt lekker.

Mama heeft gezegd dat ze even weg mocht. Ze huppelt op haar gele regenlaarzen de tuin uit. Net buiten het hekje staat de beukenboom. Onder de dikke takken staat ze stil en kijkt naar boven.
Ze klapt drie maal in haar handen en roept “Beukenoootje”. Ze wacht. Er gebeurt niets. Dat is gek, normaal roetsjt Tim de eekhoorn meteen naar beneden. Weer klapt ze drie keer in haar handen, maakt een toeter en roept nog harder “Beukenoooooooooooootje”. Ze wacht en wacht.

“Pssst, pssst,” hoort ze opeens.