Dagmar is vijf.
Als haar opa op visite komt, is het altijd heel gezellig. Soms zit hij een krantje te lezen. Dan trekt Dagmar aan zijn mouw.
“Opa wil je met me zwieren? Weet je wel, van ene, tweeje…”
Dat vindt ze heel leuk en opa ook. Hij houdt haar stevig vast en dan draaien ze in de rondte. Eerst langzaam en dan heel vlug. “Eéééne, twééééje, driiiiiiiiiié!”
En dan zijn ze allebei duizelig en ploffen op de bank.
Op een dag zitten opa, Dagmar en mama een beetje te kletsen. Mama zegt: “Dagmar is weer gegroeid, opa. Ze is een centimeter langer geworden, in één maand.”
Opa vindt dat wel veel. Hij zegt: “Straks ben je groter dan opa en ik word alleen maar korter! Ik krimp.”
Daar moet Dagmar om lachen. “Dan wordt je steeds maar kleiner,” zegt ze.